Danfoss FC 202 VLT Aqua Drive User Guide
- June 17, 2024
- Danfoss
Table of Contents
FC 202 VLT Aqua Drive
“`html
Product Information
Specifications
- Power Range: 0.25-90 kW
- Website: vlt-drives.danfoss.com
Product Usage Instructions
Introduction
The product is designed to provide efficient motor control in
various applications. It offers a wide power range from 0.25 kW to
90 kW, making it suitable for different motor sizes.
Product Overview
The product operates in different stages including rectifier
part, intermediate circuit part, inverter part, braking option, and
load sharing. It supports various control structures with or
without feedback, allowing for flexible operation.
System Integration
Consider the environmental conditions during operation such as
humidity, temperature, cooling, electrical noise generated by the
motor, acoustic noise, vibrations, and aggressive surroundings.
Ensure compliance with IP classes and address issues like radio
frequency interference and galvanic isolation.
Network Integration
Analyze the network configuration and its effects on the
product. Address low-frequency interference, disturbances in the
network, and options to mitigate network issues. Manage radio
frequency interference for smooth integration.
FAQ
Q: What is the power range of the product?
A: The product has a power range of 0.25 kW to 90 kW.
Q: What are the key environmental considerations during
operation?
A: Environmental factors include humidity, temperature, cooling,
electrical noise, acoustic noise, vibrations, and aggressive
environments.
Q: How can I address network disturbances?
A: Analyze network configuration, consider low-frequency
interference, and explore options to limit disturbances for smooth
operation.
“`
MAKING MODERN LIVING POSSIBLE
Design guide VLT® AQUA Drive FC 202
0,25-90 kW
vlt-drives.danfoss.com
Inhoud
Design guide
Inhoud
1 Inleiding
1.1 Doel van de design guide 1.2 Indeling 1.3 Aanvullende hulpmiddelen 1.4
Afkortingen, symbolen en conventies 1.5 Definities 1.6 Document- en
softwareversie 1.7 Goedkeuringen en certificeringen
1.7.1 CE-markering 1.7.1.1 Laagspanningsrichtlijn 1.7.1.2 EMC-richtlijn
1.7.1.3 Machinerichtlijn 1.7.1.4 ErP-richtlijn 1.7.2 C-tick-conformiteit 1.7.3
UL-conformiteit 1.7.4 Maritieme conformiteit 1.8 Veiligheid 1.8.1 Algemene
veiligheidsprincipes
2 Productoverzicht
2.1 Inleiding 2.2 Beschrijving van de werking 2.3 Werkingsvolgorde
2.3.1 Gelijkrichterdeel 2.3.2 Tussenkringdeel 2.3.3 Omvormerdeel 2.3.4
Remoptie 2.3.5 Loadsharing 2.4 Regelstructuren 2.4.1 Regelstructuur zonder
terugkoppeling 2.4.2 Regelstructuur met terugkoppeling 2.4.3 Lokale (Hand On)
en externe (Auto On) besturing 2.4.4 Gebruik van referenties 2.4.5 Gebruik van
terugkoppelingen 2.5 Automatische operationele functies 2.5.1
Kortsluitbeveiliging 2.5.2 Overspanningsbeveiliging 2.5.3 Detectie ontbrekende
motorfase 2.5.4 Detectie onbalans netfasen
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
8 8 8 8 9 10 11 11 11 11 11 12 12 12 12 12 13 13
16 16 20 21 21 21 21 21 22 22 22 23 23 24 26 27 27 27 28 28
1
Inhoud 2
VLT® AQUA Drive FC 202
2.5.5 Schakelen aan de uitgang 2.5.6 Overbelastingsbeveiliging 2.5.7
Automatische reductie 2.5.8 Automatische energieoptimalisatie 2.5.9 Automatic
Switching Frequency Modulation (ASFM) 2.5.10 Automatische reductie wegens hoge
schakelfrequentie 2.5.11 Automatische reductie wegens overtemperatuur 2.5.12
Automatisch aan-/uitlopen 2.5.13 Stroomgrenscircuit 2.5.14 Prestaties bij
spanningsschommelingen 2.5.15 Softstart van de motor 2.5.16 Resonantiedemping
2.5.17 Temperatuurgeregelde ventilatoren 2.5.18 EMC-conformiteit 2.5.19
Stroommeting op alle drie motorfasen 2.5.20 Galvanische scheiding van
stuurklemmen 2.6 Klantspecifieke toepassingsfuncties 2.6.1 Automatische
aanpassing motorgegevens 2.6.2 Thermische motorbeveiliging 2.6.3 Netstoring
2.6.4 Ingebouwde PID-regelaars 2.6.5 Automatische herstart 2.6.6 Vliegende
start 2.6.7 Volledig koppel bij gereduceerd toerental 2.6.8 Frequentiebypass
2.6.9 Voorverwarming van de motor 2.6.10 Vier programmeerbare setups 2.6.11
Dynamisch remmen 2.6.12 Gelijkstroomrem 2.6.13 Slaapmodus 2.6.14
Startvoorwaarde 2.6.15 Smart Logic Control (SLC) 2.6.16 STO-functie 2.7 Fout-,
waarschuwings- en alarmfuncties 2.7.1 Werking bij overtemperatuur 2.7.2
Waarschuwing bij hoge en lage referentie 2.7.3 Waarschuwing bij hoge en lage
terugkoppeling 2.7.4 Onbalans fase of faseverlies 2.7.5 Waarschuwing bij hoge
frequentie 2.7.6 Waarschuwing bij lage frequentie
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
28 28 28 29 29 29 29 29 29 29 30 30 30 30 30 30 30 30 31 31 31 32 32 32 32 32
32 32 33 33 33 33 34 35 35 35 35 35 35 35
MG20N610
Inhoud
Design guide
2.7.7 Waarschuwing wegens hoge stroom 2.7.8 Waarschuwing bij lage stroom 2.7.9 Waarschuwing bij geen belasting/defecte band 2.7.10 Verbroken seriële interface 2.8 Gebruikersinterface en programmering 2.8.1 Lokaal bedieningspaneel 2.8.2 Pc-software 2.8.2.1 MCT 10 setupsoftware 2.8.2.2 VLT® Motion Control Tool MCT 31 2.8.2.3 Harmonic Calculation Software (HCS) 2.9 Onderhoud 2.9.1 Opslag
3 Systeemintegratie
3.1 Omgevingscondities tijdens bedrijf 3.1.1 Vochtigheid 3.1.2 Temperatuur
3.1.3 Koeling 3.1.4 Door de motor gegenereerde overspanning 3.1.5 Akoestische
ruis 3.1.6 Trillingen en schokken 3.1.7 Agressieve omgevingen 3.1.8 Definities
IP-klassen 3.1.9 Radiofrequente interferentie 3.1.10 Conformiteit met PELV en
galvanische scheiding 3.1.11 Opslag
3.2 EMC, harmonischen en aardlekbeveiliging 3.2.1 Algemene aspecten van EMC-
emissies 3.2.2 EMC-testresultaten 3.2.3 Emissie-eisen 3.2.4 Immuniteitseisen:
3.2.5 Motorisolatie 3.2.6 Motorlagerstromen 3.2.7 Harmonischen 3.2.8
Aardlekstroom
3.3 Netintegratie 3.3.1 Netconfiguratie en EMC-effecten 3.3.2 Laagfrequente
interferentie in het net 3.3.3 Netstoringen analyseren 3.3.4 Opties voor het
beperken van netstoringen 3.3.5 Radiofrequente interferentie
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
36 36 36 36 36 37 37 37 38 38 38 38
39 39 39 39 40 41 41 41 41 43 43 44 44 45 45 46 48 48 49 49 50 52 54 54 54 55
55 55
3
Inhoud 4
VLT® AQUA Drive FC 202
3.3.6 Classificatie van de bedrijfslocatie 3.3.7 Gebruik met geïsoleerde
ingangsbron 3.3.8 Arbeidsfactorcorrectie 3.3.9 Vertraging ingangsvermogen
3.3.10 Nettransiënten 3.3.11 Werking met een stand-bygenerator 3.4
Motorintegratie 3.4.1 Afwegingen bij selecteren motor 3.4.2 Sinusfilter en dU
/dt-filters 3.4.3 Correcte motoraarding 3.4.4 Motorkabels 3.4.5 Afscherming
motorkabel 3.4.6 Aansluiten van meerdere motoren 3.4.7 Stuurdraadisolatie
3.4.8 Thermische motorbeveiliging 3.4.9 Uitgangscontactor 3.4.10 Remfuncties
3.4.11 Dynamisch remmen 3.4.12 Berekening remweerstand 3.4.13
Remweerstandkabels 3.4.14 Remweerstand en rem-IGBT 3.4.15 Energierendement 3.5
Extra ingangen en uitgangen 3.5.1 Bedradingsschema 3.5.2 Relaisaansluitingen
3.5.3 EMC-correcte elektrische aansluiting 3.6 Mechanische planning 3.6.1
Vrije ruimte 3.6.2 wandmontage 3.6.3 Toegang 3.7 Opties en accessoires 3.7.1
Communicatieopties 3.7.2 Ingang/uitgang, terugkoppeling en veiligheidsopties
3.7.3 Cascaderegelingsopties 3.7.4 Remweerstanden 3.7.5 Sinusfilters 3.7.6 dU
/dt-filters 3.7.7 Common-modefilters 3.7.8 Harmonischenfilters 3.7.9 IP
21/NEMA type 1-behuizingsset
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
56 56 56 57 57 57 58 58 58 58 58 58 59 61 61 61 61 61 62 63 63 63 65 65 66 67
68 68 68 69 69 73 73 73 75 75 75 75 76 76
MG20N610
Inhoud
Design guide
3.7.10 Bevestigingsset voor externe bediening van LCP
78
3.7.11 Montagebeugel voor behuizingsgrootte A5, B1, B2, C1 en C2
79
3.8 Seriële interface RS485
80
3.8.1 Overzicht
80
3.8.2 Netwerkaansluiting
81
3.8.3 RS485-busafsluiting
81
3.8.4 EMC-voorzorgsmaatregelen
81
3.8.5 Overzicht FC-protocol
82
3.8.6 Netwerkconfiguratie
82
3.8.7 Berichtframingstructuur FC-protocol
82
3.8.8 Voorbeelden FC-protocol
86
3.8.9 Modbus RTU-protocol
87
3.8.10 Berichtframingstructuur Modbus RTU
88
3.8.11 Toegang tot parameters
91
3.8.12 FC-omvormerstuurwoordprofiel
92
3.9 Checklist systeemontwerp
98
4 Toepassingsvoorbeelden
100
4.1 Overzicht toepassingsvoorbeelden
100
4.2 Speciale toepassingsfuncties
100
4.2.1 SmartStart
100
4.2.2 Snelmenu Water en pompen
101
4.2.3 29-1* Deragging Function
101
4.2.4 Voor-/nasmeren
102
4.2.5 29-5* Flow Confirmation
103
4.3 Voorbeelden toepassingssetup
104
4.3.1 Toepassing met dompelpomp
106
4.3.2 BASIC cascaderegelaar
108
4.3.3 Pompstaging met wisselende hoofdpomp
109
4.3.4 Systeemstatus en bediening
109
4.3.5 Bedradingsschema cascaderegelaar
110
4.3.6 Bedradingsschema voor pomp met variabel toerental
111
4.3.7 Bedradingsschema voor hoofdpompwisseling
111
5 Speciale omstandigheden
115
5.1 Handmatige reductie
115
5.2 Reductie wegens lange motorkabels of kabels met een grotere dwarsdoorsnede 116
5.3 Reductie wegens omgevingstemperatuur
116
6 Typecode en selectie
121
6.1 Bestellen
121
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
5
Inhoud
VLT® AQUA Drive FC 202
6.1.1 Typecode 6.1.2 Softwaretaal 6.2 Opties, accessoires en reserveonderdelen
6.2.1 Opties en accessoires 6.2.2 Reserveonderdelen 6.2.3 Accessoiretassen
6.2.4 Keuze van de remweerstand 6.2.5 Aanbevolen remweerstanden 6.2.6
Alternatieve remweerstanden, T2 en T4 6.2.7 Harmonischenfilters 6.2.8
Sinusfilters 6.2.9 dU/dt-filters 6.2.10 Common-modefilters
7 Specificaties
7.1 Elektrische gegevens 7.1.1 Netvoeding 1 x 200-240 V AC 7.1.2 Netvoeding 3
x 200-240 V AC 7.1.3 Netvoeding 1 x 380-480 V AC 7.1.4 Netvoeding 3 x 380-480
V AC 7.1.5 Netvoeding 3 x 525-600 V AC 7.1.6 Netvoeding 3 x 525-690 V AC
7.2 Netvoeding 7.3 Uitgangsvermogen van de motor en motorgegevens 7.4
Omgevingscondities 7.5 Kabelspecificaties 7.6 Stuuringang/-uitgang en
stuurgegevens 7.7 Zekeringen en circuitbreakers 7.8 Vermogensklasse, gewicht
en afmetingen 7.9 dU/dt-tests 7.10 Akoestische-ruiswaarden 7.11 Geselecteerde
opties
7.11.1 VLT® General Purpose I/O MCB 101 7.11.2 VLT® Relay Card MCB 105 7.11.3
VLT® PTC Thermistor Card MCB 112 7.11.4 VLT® Extended Relay Card MCB 113
7.11.5 VLT® Sensor Input MCB 114 7.11.6 VLT® Extended Cascade Controller MCO
101 7.11.7 VLT® Advanced Cascade Controller MCO 102
8 Bijlage geselecteerde tekeningen
6
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
121 123 123 123 125 125 126 127 134 135 137 139 140
141 141 141 142 145 146 150 154 157 157 158 158 159 162 170 171 173 174 174
174 176 178 179 180 181
184
MG20N610
Inhoud
Design guide
8.1 Tekeningen voor aansluiting netvoeding (3 fasen)
184
8.2 Tekeningen voor motoraansluiting
187
8.3 Tekeningen voor relaisklemmen
189
8.4 Kabelinvoergaten
190
Trefwoordenregister
194
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
7
Inleiding
1 1 1 Inleiding
VLT® AQUA Drive FC 202
1.1 Doel van de design guide
Deze design guide voor Danfoss VLT® AQUA Drivefrequentieomvormers is bedoeld
voor:
· project- en systeemengineers; · ontwerpadviseurs; · toepassings- en
productspecialisten.
De design guide bevat technische informatie die u helpt om inzicht te krijgen
in de mogelijkheden van de frequentieomvormer voor integratie in motorregel-
en bewakingssystemen.
De design guide is bedoeld om ontwerpafwegingen en planningsgegevens te bieden
voor integratie van de frequentieomvormer in een systeem. De design guide is
van toepassing op diverse frequentieomvormers en opties voor uiteenlopende
toepassingen en installaties.
Op basis van de uitgebreide productgegevens kunt u in de ontwerpfase een goed
doordacht systeem ontwikkelen met optimale functionaliteit en maximaal
rendement.
VLT® is een gedeponeerd handelsmerk.
1.2 Indeling
Hoofdstuk 1 Inleiding: het algemene doel van de design guide en conformiteit
met internationale richtlijnen.
Hoofdstuk 2 Productoverzicht: de interne opbouw en functionaliteit van de
frequentieomvormer en operationele functies.
Hoofdstuk 3 Systeemintegratie: omgevingseisen; EMC, harmonischen en
aardlekken; netingang; motoren en motoraansluitingen; andere aansluitingen;
mechanische planning; en beschrijvingen van beschikbare opties en accessoires.
Hoofdstuk 4 Toepassingsvoorbeelden: voorbeelden van producttoepassingen en
richtlijnen voor gebruik.
Hoofdstuk 5 Speciale omstandigheden: details over ongebruikelijke
bedrijfsomgevingen.
Hoofdstuk 6 Typecode en selectie: procedures voor het bestellen van apparatuur
en opties om het beoogde gebruik van het systeem te realiseren.
Hoofdstuk 7 Specificaties: een compilatie van technische gegevens in de vorm
van tabellen en afbeeldingen.
Hoofdstuk 8 Bijlage geselecteerde tekeningen: een compilatie van
afbeeldingen ter illustratie van netvoedingsen motoraansluitingen,
relaisklemmen en kabelingangen.
1.3 Aanvullende hulpmiddelen
Er zijn hulpmiddelen beschikbaar om inzicht te krijgen in geavanceerde
bedienings- en programmeerfuncties van de frequentieomvormer en naleving van
richtlijnen:
· De Bedieningshandleiding VLT® AQUA Drive FC 202
(in deze handleiding aangeduid als bedieningshandleiding) biedt gedetailleerde
informatie over de installatie en het opstarten van de frequentieomvormer.
· De VLT® AQUA Drive FC 202 Design Guide bevat
ontwerp- en planningsinformatie die nodig is om de frequentieomvormer te
kunnen integreren in een systeem.
· De Programmeerhandleiding VLT® AQUA Drive FC
202 (in deze handleiding aangeduid als programmeerhandleiding) gaat dieper in
op het gebruik van parameters en bevat veel toepassingsvoorbeelden.
· In VLT® Frequency Converters – Safe Torque Off
Operating Instructions vindt u informatie over het gebruik van Danfoss-
frequentieomvormers in toepassingen met functionele veiligheid. Deze
handleiding wordt bij de frequentieomvormer geleverd als de STO-optie aanwezig
is.
· De VLT® Brake Resistor Design Guide legt uit hoe u
de optimale remweerstand kunt selecteren.
Aanvullende documentatie en handleiding zijn te downloaden via
danfoss.com/Product/Literature/Technical +Documentation.htm.
LET OP
Een deel van de informatie in deze documentatie is mogelijk niet van
toepassing bij gebruik van beschikbare optionele apparatuur. Zorg dat u de bij
de opties geleverde instructies doorleest met het oog op specifieke vereisten.
Neem contact op met een Danfoss-leverancier of ga naar www.danfoss.com voor
aanvullende informatie.
8
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Inleiding
Design guide
1.4 Afkortingen, symbolen en conventies
60° AVM A AC AD AEO AI AMA AWG °C CD CM CT DC DI DM D-TYPE EMC EMK ETR fJOG
fM fMAX
fMIN
fM,N FC g Hiperface®
pk HTL
Hz IINV ILIM IM,N IVLT,MAX IVLT,N
kHz LCP lsb m mA MCM MCT mH min ms msb
60° asynchrone vectormodulatie Ampère/AMP Wisselstroom Luchtontlading Automatische energieoptimalisatie Analoge ingang Automatische aanpassing motorgegevens American Wire Gauge Graden Celsius Constante ontlading Common mode Constant koppel Gelijkstroom Digitale ingang Differentiële modus Afhankelijk van de frequentieomvormer Elektromagnetische compatibiliteit Elektromotorische kracht Elektronisch thermisch relais De motorfrequentie wanneer de jogfunctie is geactiveerd Motorfrequentie De maximale uitgangsfrequentie die de frequentieomvormer op de uitgang schakelt De minimale motorfrequentie van de frequentieomvormer Nominale motorfrequentie Frequentieomvormer gram Hiperface® is een gedeponeerd handelsmerk van Stegmann Paardenkracht HTL-encoder (10-30 V) pulsen hoogspanningstransistorlogica Hertz Nominale uitgangsstroom van de omvormer Stroomgrens Nominale motorstroom De maximale uitgangsstroom De nominale uitgangsstroom die door de frequentieomvormer wordt geleverd Kilohertz Lokaal bedieningspaneel Minst significante bit Meter Milliampère Mille Circular Mil Motion Control Tool Inductantie in millihenry Minuut Milliseconde Meest significante bit
VLT
nF NLCP Nm ns Online-/offlineparameters
Pbr,cont.
PCB PCD PELV Pm
PM,N PM-motor Proces-PID
Rbr,nom
RCD Regen Rmin
RMS tpm Rrec
s SFAVM STW SMPS THD TLIM TTL
UM,N V VT VVC+
Het rendement van de frequentieomvormer gedefinieerd als de verhouding tussen uitgangsvermogen en ingangsvermogen Capaciteit in nanofarad Numeriek lokaal bedieningspaneel Newtonmeter Synchroon motortoerental Wijzigingen van onlineparameters worden onmiddellijk na het wijzigen van de datawaarde geactiveerd Nominaal vermogen van de remweerstand (gemiddeld vermogen tijdens continu remmen) Printed Circuit Board printplaat Procesdata Protective Extra Low Voltage Het nominale uitgangsvermogen van de frequentieomvormer als hoge overbelasting (HO) Nominaal motorvermogen Permanentmagneetmotor De PID- regelaar handhaaft het gewenste niveau voor toerental, druk, temperatuur enzovoort De nominale weerstandswaarde die zorgt voor een remvermogen op de motoras van 150/160% gedurende 1 minuut Reststroomapparaat Regeneratieve klemmen Door de frequentieomvormer toegestane minimale remweerstand Root Mean Square Toeren per minuut Aanbevolen weerstand van Danfoss-remweerstanden Seconde Stator Flux Asynchrone Vectormodulatie Statuswoord Schakelende voeding Totale harmonische vervorming Koppelbegrenzing TTL-encoder (5 V) pulsen transistor-transistorlogica Nominale motorspanning Volt Variabel koppel Voltage Vector Control
Tabel 1.1 Afkortingen
11
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
9
Inleiding
VLT® AQUA Drive FC 202
11
Conventies Genummerde lijsten geven procedures aan. Lijsten met
opsommingstekens geven andere informatie en beschrijvingen van afbeeldingen
aan. Cursieve tekst geeft een van de volgende zaken aan:
· Kruisverwijzing · Koppeling · Voetnoot · Parameternaam, naam parametergroep,
parame-
teroptie
Alle afmetingen zijn in mm (inch). * geeft de standaardinstelling van een
parameter aan.
De volgende symbolen worden gebruikt in dit document:
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die kan leiden tot licht of
matig letsel. Kan tevens worden gebruikt om te waarschuwen tegen onveilige
werkpraktijken.
LET OP
Geeft belangrijke informatie aan, waaronder situaties die kunnen leiden tot
schade aan apparatuur of eigendommen.
1.5 Definities
Remweerstand De remweerstand is een module die het remvermogen dat bij
regeneratief remmen wordt gegenereerd, kan absorberen. Dit regeneratieve
remvermogen verhoogt de tussenkringspanning en een remchopper zorgt ervoor dat
het vermogen wordt overgebracht naar de remweerstand.
Vrijloop De motoras bevindt zich in de vrije modus. Geen koppel op de motor.
CT-karakteristieken Constant-koppelkarakteristieken, gebruikt voor alle
toepassingen, zoals transportbanden, verdringerpompen en kranen.
Initialisatie Bij initialisatie (14-22 Bedrijfsmodus) keert de
frequentieomvormer terug naar de standaardinstelling.
Intermitterende belastingscyclus De nominale intermitterende belasting heeft
betrekking op een reeks belastingscycli. Elke cyclus bestaat uit een belaste
en een onbelaste periode. Het kan een periodieke cyclus of een niet-periodieke
cyclus betreffen.
Arbeidsfactor De werkelijke arbeidsfactor (lambda) houdt rekening met alle harmonischen en is altijd lager dan de arbeidsfactor (cos phi), die alleen rekening houdt met de 1e harmonische van stroom en spanning.
cos =
P P
kW kVA
=
U x I x cos U x I
Cos phi wordt ook wel verschuivingsfactor genoemd.
Zowel lambda als cos phi worden in hoofdstuk 7.2 Netvoeding gespecificeerd voor Danfoss VLT®-frequentieomvormers.
De arbeidsfactor geeft aan in hoeverre een frequentieomvormer de netvoeding belast. Hoe lager de arbeidsfactor, hoe hoger de IRMS voor dezelfde kW- prestatie.
Bovendien betekent een hoge arbeidsfactor dat de harmonische stromen laag zijn. Alle Danfoss-frequentieomvormers zijn uitgerust met ingebouwde DC- spoelen in de DC-tussenkring. Dit zorgt voor een hoge arbeidsfactor en beperkt de totale harmonische vervorming (THD) op de netvoeding.
Setup U kunt parameterinstellingen in 4 setups opslaan. Het is mogelijk om tussen de 4 parametersetups te schakelen en 1 setup te bewerken terwijl een andere setup actief is.
Slipcompensatie De frequentieomvormer compenseert het slippen van de motor met een aanvulling op de frequentie op basis van de gemeten motorbelasting, waardoor het motortoerental vrijwel constant wordt gehouden.
Smart Logic Control (SLC) De SLC is een reeks door de gebruiker gedefinieerde acties die wordt uitgevoerd wanneer de bijbehorende, door de gebruiker gedefinieerde gebeurtenissen door de SLC worden geëvalueerd als TRUE. (Parametergroep 13-** Smart Logic).
Standaard FC-bus Omvat een RS485-bus met FC-protocol of MC-protocol. Zie 8-30 Protocol.
Thermistor Een temperatuurafhankelijke weerstand die geplaatst wordt op plaatsen waar de temperatuur moet worden bewaakt (frequentieomvormer of motor).
10
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Inleiding
Design guide
Uitschakeling (trip) Een toestand die zich voordoet in foutsituaties,
bijvoorbeeld als de frequentieomvormer wordt blootgesteld aan een
overtemperatuur of wanneer de frequentieomvormer de motor, het proces of het
mechanisme beschermt. Een herstart is niet mogelijk totdat de oorzaak van de
fout is weggenomen en de uitschakelingsstatus is opgeheven. Hef de
uitschakelingsstatus op door:
· reset te activeren of · de frequentieomvormer te programmeren om een
automatische reset uit te voeren.
Gebruik een uitschakeling (trip) niet voor persoonlijke veiligheid.
Uitschakeling met blokkering Een toestand die zich voordoet in foutsituaties
waarbij de frequentieomvormer zichzelf beschermt en fysiek ingrijpen
noodzakelijk is, bijv. als de frequentieomvormer wordt kortgesloten op de
uitgang. Een uitschakeling met blokkering kan alleen worden opgeheven door de
netvoeding af te schakelen, de oorzaak van de fout weg te nemen en de
frequentieomvormer opnieuw aan te sluiten op het net. Een herstart is niet
mogelijk totdat de uitschakelingsstatus is opgeheven door het activeren van de
reset of, in sommige gevallen, doordat een automatische reset is
geprogrammeerd. Gebruik een uitschakeling (trip) niet voor persoonlijke
veiligheid.
VT-karakteristieken Variabel-koppelkarakteristieken voor pompen en
ventilatoren.
1.6 Document- en softwareversie
Deze handleiding wordt regelmatig herzien en bijgewerkt. Alle suggesties voor
verbetering zijn welkom.
Tabel 1.2 toont de documentversie en de bijbehorende softwareversie.
Versie MG20N6xx
Opmerkingen Vervangt MG20N5xx
Softwareversie 2.20 en later
Tabel 1.2 Document- en softwareversie
1.7 Goedkeuringen en certificeringen
Frequentieomvormers zijn ontworpen overeenkomstig de richtlijnen in deze
sectie.
Meer informatie over goedkeuringen en certificaten is te vinden in het downloadgedeelte op http:// www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Documentations/.
1.7.1 CE-markering
Afbeelding 1.1 CE
De CE-markering (Communauté Européenne) geeft aan dat de fabrikant van het
product voldoet aan alle relevante EUrichtlijnen. De EU-richtlijnen die van
toepassing zijn op het ontwerp en de productie van frequentieomvormers, staan
vermeld in Tabel 1.3.
LET OP
De CE-markering heeft geen betrekking op de kwaliteit van het product. Het is
niet mogelijk om technische specificaties af te leiden uit de CE-markering.
LET OP
Frequentieomvormers met een ingebouwde veiligheidsfunctie moeten voldoen aan
de Machinerichtlijn.
EU-richtlijn Laagspanningsrichtlijn EMC-richtlijn Machinerichtlijn1) ErP- richtlijn ATEX-richtlijn RoHS-richtlijn
Versie 2006/95/EC 2004/108/EC 2006/42/EC 2009/125/EC 94/9/EC 2002/95/EC
Tabel 1.3 EU-richtlijnen die van toepassing zijn op frequentieomvormers
- Enkel frequentieomvormers met een ingebouwde veiligheidsfunctie moeten voldoen aan de Machinerichtlijn.
Conformiteitsverklaringen zijn leverbaar op aanvraag.
1.7.1.1 Laagspanningsrichtlijn
De Laagspanningsrichtlijn is van toepassing op alle elektrische apparaten in
het spanningsbereik van 50-1000 V AC en 75-1600 V DC.
De richtlijn heeft tot doel om de persoonlijke veiligheid te waarborgen en
schade aan eigendommen te voorkomen bij gebruik van elektrische apparatuur die
correct is geïnstalleerd en correct wordt onderhouden, in de toepassing
waarvoor deze apparatuur is bedoeld.
1.7.1.2 EMC-richtlijn
De EMC-richtlijn (elektromagnetische compatibiliteit) heeft tot doel om de elektromagnetische interferentie te beperken en de immuniteit van elektrische apparatuur en installaties te verbeteren. De basiseis voor bescherming
11
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
11
Inleiding
VLT® AQUA Drive FC 202
11
van EMC-richtlijn 2004/108/EG stelt dat apparaten die elektromagnetische
interferentie (EMI) genereren, of waarvan de werking door EMI kan worden
beïnvloed, zodanig moeten zijn ontworpen dat het genereren van
elektromagnetische interferentie wordt beperkt en dat ze een adequaat niveau
van ongevoeligheid ten opzichte van EMI bieden wanneer ze correct worden
geïnstalleerd en onderhouden, en worden gebruikt zoals bedoeld.
Elektrische apparaten die zelfstandig worden gebruikt of deel uitmaken van een
systeem, moeten zijn voorzien van de CE-markering. Systemen hoeven niet te
zijn voorzien van de CE-markering, maar moeten wel voldoen aan de basiseisen
voor bescherming volgens de EMC-richtlijn.
1.7.1.3 Machinerichtlijn
De Machinerichtlijn heeft tot doel om de persoonlijke veiligheid te waarborgen
en schade aan eigendommen te voorkomen bij gebruik van mechanische apparatuur
in toepassingen waarvoor de apparatuur bedoeld is. De Machinerichtlijn is van
toepassing op machines die bestaan uit een groep onderling verbonden
componenten of apparaten waarvan er ten minste één mechanische bewegingen kan
uitvoeren.
Frequentieomvormers met een ingebouwde veiligheidsfunctie moeten voldoen aan
de Machinerichtlijn. Frequentieomvormers zonder veiligheidsfunctie vallen niet
onder de Machinerichtlijn. Wanneer een frequentieomvormer is geïntegreerd in
een machinesysteem, kan Danfoss informatie verstrekken over de
veiligheidsaspecten met betrekking tot de frequentieomvormer.
Wanneer frequentieomvormers worden gebruikt in machines met ten minste één
bewegend deel, moet de machinefabrikant een verklaring afgeven dat het product
voldoet aan alle relevante statuten en veiligheidsmaatregelen.
1.7.1.4 ErP-richtlijn
De ErP-richtlijn is de Europese Ecodesignrichtlijn voor energiegerelateerde
producten. De richtlijn definieert de eisen voor ecologisch ontwerp voor
energiegerelateerde producten, inclusief frequentieomvormers. De richtlijn
heeft tot doel om het energierendement en het milieubeschermingsniveau te
verhogen, waarbij tevens de zekerheid van de energievoorziening wordt
versterkt. De milieueffecten van energiegerelateerde producten omvatten het
energieverbruik gedurende de volledige levensduur van het product.
1.7.2 C-tick-conformiteit
Afbeelding 1.2 C-Tick
Het C-tick-label geeft aan dat het product voldoet aan de relevante technische
normen voor elektromagnetische compatibiliteit (EMC). C-tick-conformiteit is
vereist voor elektrische en elektronische producten die op de markt worden
gebracht in Australië en Nieuw-Zeeland.
De C-tick-verordening heeft betrekking op emissies via geleiding en straling.
Voor frequentieomvormers moet u de emissielimieten volgen die zijn
gespecificeerd in EN-IEC 61800-3.
Op verzoek kan een conformiteitsverklaring worden afgegeven.
1.7.3 UL-conformiteit
UL Listed
Afbeelding 1.3 UL
LET OP
525-690 V-frequentieomvormers zijn niet gecertificeerd voor UL.
De frequentieomvormer voldoet aan de eisen van UL 508C ten aanzien van het
behoud van het thermische geheugen. Zie hoofdstuk 2.6.2 Thermische
motorbeveiliging voor meer informatie.
1.7.4 Maritieme conformiteit
Eenheden met beschermingsklasse IP 55 (NEMA 12) of hoger voorkomen vonkvorming
en zijn geclassificeerd als elektrische apparaten met beperkt explosiegevaar
overeenkomstig het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van
gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN).
Ga naar www.danfoss.com voor aanvullende informatie over goedkeuringen voor
maritieme toepassingen.
12
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Inleiding
Design guide
Voor eenheden met beschermingsklasse IP 20/Chassis, IP 21/NEMA 1 of IP 54 moet
u het risico op vonkvorming als volgt vermijden:
· Installeer geen netschakelaar. · Zorg dat 14-50 RFI-filter is ingesteld op
[1] Aan. · Verwijder alle relaisstekkers die zijn gemarkeerd
als RELAY. Zie Afbeelding 1.4.
· Controleer of er relaisopties zijn geïnstalleerd, en
zo ja welke? De enige toegestane relaisoptie is VLT® Extended Relay Card MCB
113.
1 2
130BD832.10
Het strikt opvolgen van de veiligheidsmaatregelen en kennisgevingen is
verplicht voor een veilige werking van de frequentieomvormer.
1.8.2 Gekwalificeerd personeel
Een probleemloze en veilige werking van de frequentieomvormer is alleen
mogelijk als de frequentieomvormer op correcte en betrouwbare wijze wordt
vervoerd, opgeslagen, geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden. Deze apparatuur
mag uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door gekwalificeerd personeel.
Gekwalificeerd personeel is gedefinieerd als opgeleide medewerkers die bevoegd
zijn om apparatuur, systemen en circuits te installeren, in bedrijf te stellen
en te onderhouden overeenkomstig relevante wetten en voorschriften. Daarnaast
moet het gekwalificeerde personeel bekend zijn met de instructies en
veiligheidsmaatregelen die in deze bedieningshandleiding staan beschreven.
WAARSCHUWING
HOGE SPANNING
Frequentieomvormers bevatten hoge spanning wanneer ze zijn aangesloten op een
netingang, DC-voeding of loadsharing. Als de installatie, het opstarten en het
onderhoud niet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel, kan dit leiden
tot ernstig of dodelijk letsel.
· Installatie, opstarten en onderhoud mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
11
1, 2
Relaisstekkers
Afbeelding 1.4 Positie van relaisstekkers
Op verzoek wordt een verklaring van de fabrikant afgegeven.
1.8 Veiligheid
1.8.1 Algemene veiligheidsprincipes
Frequentieomvormers bevatten componenten die onder hoge spanning staan en
kunnen bij onjuiste hantering dodelijk letsel veroorzaken. Deze apparatuur mag
uitsluitend worden geïnstalleerd of bediend door gekwalificeerd personeel.
Voer geen reparatiewerkzaamheden uit voordat de spanning naar de
frequentieomvormer is onderbroken en de voorgeschreven ontladingstijd voor het
afvoeren van opgeslagen elektrische energie is verstreken.
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
13
Inleiding
VLT® AQUA Drive FC 202
11
WAARSCHUWING
ONBEDOELDE START
Wanneer de frequentieomvormer is aangesloten op de netvoeding, DC-voeding of
loadsharing, kan de motor op elk moment starten. Een onbedoelde start tijdens
programmeer-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel of tot schade aan apparatuur of eigendommen. De motor kan
worden gestart via een externe schakelaar, een seriële buscommando, een
ingangsreferentiesignaal van het LCP of door het opheffen van een
foutconditie. Om een onbedoelde motorstart te voorkomen:
· Onderbreek de netvoeding naar de frequentie-
omvormer.
· Druk op [Off/Reset] op het LCP voordat u
parameters gaat programmeren.
· De frequentieomvormer, motor en eventuele
door de motor aangedreven apparatuur moeten volledig bedraad en gemonteerd
zijn voordat de frequentieomvormer op de netvoeding, DCvoeding of loadsharing
wordt aangesloten.
WAARSCHUWING
ONTLADINGSTIJD
De frequentieomvormer bevat DC-tussenkringcondensatoren waarop spanning kan
blijven staan, ook wanneer de frequentieomvormer niet van spanning wordt
voorzien. Als u de aangegeven wachttijd na afschakeling niet in acht neemt
voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert, kan dit leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
· Stop de motor. · Onderbreek de netvoeding en externe DC-
tussenkringvoedingen, inclusief backupvoedingen, UPS-eenheden en DC-
tussenkringaansluitingen naar andere frequentieomvormers.
· Schakel aanwezige PM-motoren af of blokkeer
ze.
· Wacht tot de condensatoren volledig zijn
ontladen voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uitvoert. De vereiste
wachttijd staat vermeld in Tabel 1.4.
Spanning
Minimale wachttijd
[V]
(minuten)
4
7
15
200-240
0,25-3,7 kW
–
5,5-45 kW
380-480
0,37-7,5 kW
–
11-90 kW
525-600
0,75-7,5 kW
–
11-90 kW
525-690
–
1,1-7,5 kW
11-90 kW
Er kan hoge spanning aanwezig zijn, ook wanneer de waarschu-
wingsleds uit zijn.
Tabel 1.4 Ontladingstijd
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR LEKSTROOM
De aardlekstroom bedraagt meer dan 3,5 mA. Een onjuiste aarding van de
frequentieomvormer kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
· Zorg dat de apparatuur correct is geaard door
een erkende elektrisch installateur.
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Het aanraken van draaiende assen en elektrische apparatuur kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
· De installatie, het opstarten en het onderhoud
mogen uitsluitend worden uitgevoerd door hiervoor opgeleid en gekwalificeerd
personeel.
· Zorg dat alle elektrische werkzaamheden
worden uitgevoerd overeenkomstig de nationale en lokale
elektriciteitsvoorschriften.
· Volg de procedures in dit document.
WAARSCHUWING
ONBEDOELD DRAAIEN VAN DE MOTOR WINDMILLING
Het onbedoeld draaien van permanentmagneetmotoren wekt spanning op waardoor de
eenheid kan worden geladen; dit kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel of
schade aan apparatuur.
· Zorg dat permanentmagneetmotoren zijn
geblokkeerd om onbedoeld draaien te voorkomen.
14
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Inleiding
Design guide
VOORZICHTIG
GEVAAR BIJ INTERNE FOUT
Een interne fout in de frequentieomvormer kan leiden tot ernstig letsel als de
frequentieomvormer niet goed is afgesloten.
· Controleer voordat u de spanning inschakelt of
alle veiligheidsafdekkingen op hun plaats zitten en stevig zijn vastgezet.
11
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
15
130BD889.10
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
2 Productoverzicht
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de primaire componenten en circuits van
de frequentieomvormer. Het beschrijft de interne elektrische en
signaalverwerkingsfuncties. Ook een beschrijving van de interne regelstructuur
is opgenomen.
Het hoofdstuk beschrijft tevens automatische en optionele
frequentieomvormerfuncties die beschikbaar zijn voor het ontwerpen van
robuuste besturingssystemen met geavanceerde prestaties op het gebied van
regeling en statusrapportage.
2.1.1 Product speciaal ontworpen voor water- en afvalwatertoepassingen
De VLT® AQUA Drive FC 202 is ontworpen voor water- en afvalwatertoepassingen.
De geïntegreerde SmartStartwizard en het snelmenu Water en pompen leiden de
gebruiker door het inbedrijfstellingsproces. De standaarden optionele functies
omvatten:
· Cascaderegeling · Droogloopdetectie · Einde-curvedetectie · Motorwisseling ·
Deragging · Initiële en uiteindelijke ramp · Aan-/uitloop
afsluit-/terugslagklep · STO · Detectie weinig flow · Voorsmeren ·
Flowbevestiging · Leidingvulmodus · Slaapmodus · Realtimeklok ·
Wachtwoordbeveiliging · Overbelastingsbeveiliging · Smart Logic Control ·
Bewaking minimumtoerental · Vrij programmeerbare tekst voor informatie,
waarschuwingen en alarmen
2.1.2 Energiebesparing
In vergelijking met alternatieve regelsystemen en technieken is een
frequentieomvormer hét energiebesparingssysteem voor het regelen van
ventilatoren pompsystemen.
Bij gebruik van een frequentieomvormer voor het regelen van de flow leidt een
verlaging van het pomptoerental van 20% in typische toepassingen tot een
energiebesparing van zo’n 50%. Afbeelding 2.1 toont een voorbeeld van de
haalbare energiebesparing.
(mwg) Hs 60 50 40 30 20 10
0
100
(kW) Pshaft 60 50 40 30 20 10
0
100
1650rpm 1350rpm
200
300
400 (m3 /h)
1650rpm
1350rpm
1
200
300
400 (m3 /h)
1
Energiebesparing
Afbeelding 2.1 Voorbeeld: Energiebesparing
16
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
2.1.3 Voorbeeld van energiebesparing
In Afbeelding 2.2 is te zien dat de flow wordt geregeld door wijziging van het
pomptoerental, gemeten in tpm. Bij een toerentalreductie van slechts 20% ten
opzichte van het nominale toerental wordt ook de flow met 20% verlaagd. Dit
komt omdat de flow recht evenredig is met het toerental. Het
elektriciteitsverbruik neemt echter af met bijna 50%. Als het systeem slechts
een paar dagen per jaar een flow hoeft te leveren die gelijk is aan 100%,
terwijl het gemiddelde gedurende de rest van het jaar minder is dan 80% van de
nominale flow, bedraagt de hoeveelheid bespaarde energie zelfs meer dan 50%.
Afbeelding 2.2 laat zien hoe de flow, de druk en het energieverbruik van
centrifugaalpompen afhankelijk zijn van het toerental (tpm).
100%
80%
175HA208.10
2.1.4 Klepregeling versus snelheidsregeling voor centrifugaalpompen
Klepregeling Omdat de druk in watersystemen varieert, moet de flow op basis
hiervan worden aangepast. Veelgebruikte methoden voor het aanpassen van de
flow zijn smoren of recirculatie met behulp van kleppen.
Een recirculatieklep die te ver is geopend, kan ertoe leiden dat de pomp aan
het einde van de pompcurve werkt, met een hoog debiet bij een lage
pompopvoerhoogte. Deze condities betekenen niet alleen een verspilling van
energie vanwege het hoge toerental van de pomp, maar ze kunnen ook leiden tot
pompcavitatie en vervolgens tot schade aan de pomp.
Het smoren van de flow met een regelklep voegt een drukval toe over de klep
(HP-HS). Dit is te vergelijken met het gelijktijdig accelereren en aan de rem
trekken in een poging om de snelheid van een auto te verlagen. Afbeelding 2.3
laat zien dan smoren ertoe leidt dat de systeemcurve bij punt (2) op de
pompcurve afbuigt naar een punt met een aanzienlijk lager rendement (1).
22
50% 25% 12,5%
Flow ~n
Pressure ~n2 Power ~n3
n
50%
80% 100%
Afbeelding 2.2 Affiniteitswetten voor centrifugaalpompen
Flow :
Q1 Q2
=
n1 n2
Druk :
H1 H2
=
n1 2 n2
Vermogen :
P1 P2
=
n1 3 n2
Uitgaand van een gelijk rendement in het toerentalbereik.
Q = flow Q1 = flow 1 Q2 = gereduceerde flow H = druk H1 = druk 1 H2 = gereduceerde druk
P = vermogen P1 = vermogen 1 P2 = gereduceerd vermogen n = toerentalregeling n1 = toerental 1 n2 = gereduceerd toerental
Tabel 2.1 Affiniteitswetten
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
17
130BD894.10
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
Head or pressure 60
7605 75 78 80 80 7578 130BD890.10 Head or Pressure
22
100% speed 1 2
Throttled
3
Unthrottled
Flow
Head or pressure
Pump curve
Operating point
1
Natural operating point
2
Throttled
system Unthrottled
system 3
Hp Hs
Flow
1
Werkpunt bij gebruik van een smoorklep
2
Natuurlijk werkpunt
3
Werkpunt bij gebruik van snelheidsregeling
Afbeelding 2.3 Flowreductie bij klepregeling (smoren)
Snelheidsregeling Dezelfde flow kan worden aangepast door het toerental van de pomp te verlagen, zoals getoond in Afbeelding 2.4. Als het toerental wordt verlaagd, komt de pompcurve lager te lopen. Het werkpunt is het nieuwe snijpunt van de pompcurve en de systeemcurve (3). De energiebesparing is te berekenen door de affiniteitswetten toe te passen zoals beschreven in hoofdstuk 2.1.3 Voorbeeld van energiebesparing.
Pump curve
Operating point
Speed reduction
1 system
Unthrottled
3
Natural Operating point
2 Hp
Hs
Flow
1
Werkpunt bij gebruik van een smoorklep
2
Natuurlijk werkpunt
3
Werkpunt bij gebruik van snelheidsregeling
Afbeelding 2.4 Flowreductie bij snelheidsregeling
130BD892.10
140 130 120 110 100 90 80 70 P(%) 60 50 40 30 20 10
Recirculation
Throttle control
Cycle control
VSD control
Ideal pump control
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Q(%)
Afbeelding 2.5 Vergelijkende debietregelingscurves
2.1.5 Voorbeeld met wisselende flow gedurende 1 jaar
De berekeningen in dit voorbeeld zijn gebaseerd op pompkarakteristieken die
staan vermeld op een pompdatablad, zoals getoond in Afbeelding 2.7.
Het verkregen resultaat toont een energiebesparing van meer dan 50% bij de
gegeven flowverdeling over een jaar; zie Afbeelding 2.6. De terugverdientijd
hangt af van de prijs van elektriciteit en de prijs van de frequentieomvormer.
In dit voorbeeld is de terugverdientijd minder dan een jaar in vergelijking
met een systeem met kleppen en een constant toerental.
18
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
[h] t 2000
1500
1000 500
Q
100
200
300
400
[m3 /h]
t [h] Q [m³/h]
Duur van flow. Zie ook Tabel 2.2. Stromingssnelheid
Afbeelding 2.6 Flowverdeling over 1 jaar (duur versus stromingssnelheid)
Afbeelding 2.7 Energieverbruik bij verschillende toerentallen
175HA210.11
Stromi ngssn elheid
Verdeling
% Duur
[m³/h] 350 5 300 15 250 20 200 20 150 20 100 20 10 0 [h] 438 1314 1752 1752 1752 1752 8760
Regeling met kleppen
Vermo gen [kW] 42,51) 38,5 35,0 31,5 28,0 23,02)
Verbruik
[kWh] 18.615 50.589 61.320 55.188 49.056 40.296 275.064
Regeling
met
frequentieom-
vormer
Vermo Verbruik
gen
[kW] [kWh]
42,51) 18.615
29,0 38.106
18,5 32.412
11,5 20.148
6,5 11.388
3,53)
6.132
26.801
Tabel 2.2 Resultaat
- Gemeten vermogen bij punt A1 2) Gemeten vermogen bij punt B1 3) Gemeten vermogen bij punt C1
2.1.6 Verbeterde regeling
Het gebruik van een frequentieomvormer voor het regelen van de flow of de druk in een systeem zorgt voor een betere regeling. Een frequentieomvormer kan het toerental van de ventilator of pomp variëren, wat een variabele regeling van flow en druk oplevert. Bovendien kan een frequentieomvormer het toerental van de ventilator of de pomp snel aanpassen aan nieuwe flowof drukcondities in het systeem. Zorg voor een eenvoudige procesregeling (flow, niveau of druk) door gebruik te maken van de ingebouwde PIregelaar.
2.1.7 Ster-driehoekschakeling of softstarter
Voor het starten van grote motoren is het in veel landen nodig om apparatuur te gebruiken die de opstartstroom beperkt. In meer traditionele systemen wordt vaak een ster-driehoekschakeling of softstarter gebruikt. Dergelijke motorstarters zijn niet meer nodig bij gebruik van een frequentieomvormer.
Zoals in Afbeelding 2.8 te zien is, verbruikt een frequentieomvormer niet meer stroom dan de nominale stroom.
22
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
19
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
% Full load current 175HA227.10
22
800 700 600 500 400 300 200 100
0 0
4
3
2
1
12,5
25
37,5
1 VLT® AQUA Drive FC 202 2 Ster-driehoekschakeling 3 Softstarter 4 Start
direct op netvoeding
Afbeelding 2.8 Startstroom
50Hz
Full load & speed
2.2 Beschrijving van de werking
De frequentieomvormer voorziet de motor van een gereguleerde hoeveelheid
netspanning om het motortoerental te regelen. De frequentieomvormer levert een
variabele frequentie en spanning aan de motor.
De frequentieomvormer is onderverdeeld in 4 hoofdmodules:
· Gelijkrichter · DC-tussenkring · Omvormer · Besturing en regeling
Afbeelding 2.9 is een blokschema van de interne componenten van de
frequentieomvormer. Zie Tabel 2.3 voor de bijbehorende functies.
Afbeelding 2.9 Blokschema frequentieomvormer
Gebied
Titel
1 Netingang
2 Gelijkrichter
3 DC-bus
4 DC-reactoren
5
Condensatorbatterij
6 Omvormer
7
Uitgang naar motor
8 Stuurcircuits
Functies
· 3-fasenetvoeding naar de frequen-
tieomvormer
· De gelijkrichterbrug zet de
inkomende AC-stroom om naar DC-stroom die in de omvormer kan worden gebruikt.
· De DC-tussenkring verwerkt de
DC-stroom.
· Filteren de DC-tussenkring-
spanning.
· Bieden beveiliging tegen nettran-
siënten.
· Beperken de RMS-stroom. · Verhogen de arbeidsfactor naar
het voedende net.
· Beperken de harmonischen op de
AC-ingang.
· Slaat de DC-spanning op. · Biedt tijdelijke bescherming bij
kortstondige netonderbreking.
· Zet het DC-signaal om naar een
geregelde pulsbreedtegemoduleerde AC-golfvorm voor een regelbaar variabel
uitgangssignaal naar de motor.
· Geregeld 3-fase-uitgangsvermogen
naar de motor.
· Ingangsvermogen, interne
verwerking, uitgangssignalen en motorstroom worden bewaakt voor een efficiënte
werking en regeling.
· De gebruikersinterface en externe
commando’s worden bewaakt en uitgevoerd.
· Biedt mogelijkheden voor status-
uitgang en -regeling.
Tabel 2.3 Legenda bij Afbeelding 2.9
1. De frequentieomvormer zet wisselspanning afkomstig van de netvoeding om in
gelijkspanning.
2. De gelijkspanning wordt vervolgens omgezet in een wisselstroom met
variabele amplitude en frequentie.
20
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
De frequentieomvormer voorziet de motor van variabele spanning/stroom en frequentie en maakt zo toerenregeling mogelijk bij 3-fase, standaard asynchrone motoren en permanentmagneetmotoren met niet-uitspringende magneten.
De frequentieomvormer kan werken op basis van diverse motorbesturingsprincipes, waaronder speciale motormodus U/f en VVC+. Het kortsluitgedrag van de frequentieomvormer hangt af van de 3 stroomtransductoren in de motorfasen.
22
Afbeelding 2.10 Opbouw frequentieomvormer
2.3 Werkingsvolgorde
2.3.1 Gelijkrichterdeel
Op het moment dat er vermogen aan de frequentieomvormer wordt geleverd, komt
dit binnen via de netklemmen (L1, L2 en L3) en gaat het vervolgens naar de
netschakelaar en/of de RFI-filteroptie, afhankelijk van de configuratie van de
eenheid.
2.3.2 Tussenkringdeel
Na het gelijkrichterdeel gaat de spanning naar het tussenkringdeel. Een
filtercircuit, bestaande uit de DCbusinductor en de DC-condensatorbatterij,
vlakt de gelijkgerichte spanning af.
De DC-businductor voorziet in serie-impedantie voor de wisselende stroom. Dit
draagt bij aan het filteringsproces en beperkt tevens de harmonische
vervorming naar het AC-ingangssignaal, die gewoonlijk optreedt in
gelijkrichtercircuits.
2.3.3 Omvormerdeel
Zodra een startcommando en een snelheidsreferentie aanwezig zijn, beginnen in
het omvormerdeel de IGBT’s te schakelen om het uitgangssignaal te creëren. Dit
uitgangssignaal, gegenereerd door het Danfoss VVC+ PWM-principe op de
stuurkaart, zorgt voor optimale prestaties en minimale verliezen in de motor.
2.3.4 Remoptie
Frequentieomvormers die zijn uitgerust met de dynamische-remoptie, zijn tevens
voorzien van een remIGBT plus de klemmen 81 (R-) en 82 (R+) voor het
aansluiten van een externe remweerstand.
De rem-IGBT dient ervoor om de spanning in de tussenkring te beperken als de
maximale spanningslimiet wordt overschreden. Hiervoor wordt de extern
gemonteerde weerstand over de DC-bus geschakeld om de overtollige DC-spanning
af te voeren die aanwezig is op de buscondensatoren.
Externe plaatsing van de remweerstand heeft het voordeel dat de weerstand kan
worden geselecteerd op basis van de toepassingsbehoeften. De energie wordt
buiten het bedieningspaneel afgevoerd en de frequentieomvormer wordt beschermd
tegen oververhitting bij eventuele overbelasting van de remweerstand.
Het stuursignaal van de rem-IGBT is afkomstig van de stuurkaart en wordt aan
de rem-IGBT geleverd via de voedingskaart en de gatedriverkaart. Daarnaast
bewaken de voedingskaart en de stuurkaart de aansluiting van de rem-IGBT en de
remweerstand op kortsluiting en overbelasting. Zie hoofdstuk 7.1 Elektrische
gegevens voor voorzekeringspecificaties. Zie ook hoofdstuk 7.7 Zekeringen en
circuitbreakers.
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
21
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
2.3.5 Loadsharing
Eenheden met de ingebouwde loadsharingoptie bevatten de klemmen (+) 89 DC en
(-) 88 DC. Binnen in de frequentieomvormer zijn deze klemmen vóór de
DCtussenkringspoel en de buscondensatoren aangesloten op de DC-bus.
Neem voor meer informatie contact op met Danfoss.
De loadsharingklemmen zijn aan te sluiten in 2 verschillende configuraties.
1. Bij de eerste methode worden de klemmen gebruikt om de DC-tussenkringen
van meerdere frequentieomvormers aan elkaar te koppelen. Hierdoor kan een
eenheid die in de regeneratieve modus staat, de overtollige
tussenkringspanning delen met een andere eenheid die een motor aandrijft.
Loadsharing kan zo de noodzaak van externe dynamische-remweerstanden beperken,
terwijl tegelijkertijd energie wordt bespaard. Het is mogelijk om een oneindig
aantal eenheden op deze wijze aan te sluiten, op voorwaarde dat elke eenheid
dezelfde nominale spanning heeft. Daarnaast kan het, afhankelijk van het
vermogen en het aantal eenheden, nodig zijn om DCspoelen en DC-zekeringen in
de DCtussenkringaansluitingen en AC-spoelen op het net aan te sluiten. Bij een
dergelijke configuratie moeten specifieke afwegingen worden gemaakt. Neem
contact op met Danfoss voor assistentie.
2. Bij de tweede methode wordt de frequentieomvormer uitsluitend gevoed via
een DC-bron. Hiervoor is het volgende vereist:
2a Een DC-bron.
2b Een voorziening die bij het opstarten van de DC-bus een soft-charge
uitvoert.
Ook hier geldt dat bij een dergelijke configuratie speciale overwegingen komen
kijken. Neem contact op met Danfoss voor assistentie.
2.4 Regelstructuren
2.4.1 Regelstructuur zonder terugkoppeling
Bij een regeling zonder terugkoppeling reageert de frequentieomvormer op
ingangscommando’s die handmatig worden gegeven via de LCP-toetsen of extern
worden gegeven via de analoge/digitale ingangen of een seriële bus.
In de getoonde configuratie in Afbeelding 2.11 werkt de frequentieomvormer op
basis van een regeling zonder terugkoppeling. De frequentieomvormer ontvangt
ingangssignalen via het LCP (handmodus) of via een extern signaal (automodus).
Het signaal (de snelheidsreferentie) wordt na ontvangst onderworpen aan de
minimale en maximale begrenzingen van het motortoerental (in tpm en Hz), aanen
uitlooptijden en de draairichting van de motor. Vervolgens wordt de referentie
doorgegeven aan de motor.
130BB153.10
Reference handling Remote reference
Auto mode
Hand mode
Remote Linked to hand/auto
Local
Reference
P 4-13 Motor speed high limit [RPM] P 4-14 Motor speed high limit [Hz]
P 3-4 Ramp 1 P 3-5 Ramp 2
Ramp
100% 0%
To motor control
Local reference scaled to RPM or Hz
P 4-11 Motor speed low limit [RPM]
LCP Hand on, off and auto on keys
P 3-13 Reference site
P 4-12 Motor speed low limit [Hz]
Afbeelding 2.11 Blokschema voor een regeling zonder terugkoppeling
100% -100%
P 4-10 Motor speed direction
22
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
2.4.2 Regelstructuur met terugkoppeling
Bij een regeling met terugkoppeling kan de frequentieomvormer dankzij een
interne PID-regelaar de systeemreferentie en terugkoppelingssignalen gebruiken
om als zelfstandige regeleenheid te werken. Wanneer de frequentieomvormer
zelfstandig werkt op basis van een
regeling met terugkoppeling, kan hij status- en alarmmeldingen genereren. Daarnaast bevat hij veel andere programmeerbare opties voor externe systeembewaking.
22
Afbeelding 2.12 Blokschema voor een terugkoppelingsregelaar
Denk bijvoorbeeld aan een pomptoepassing waarbij het toerental van de pomp
zodanig wordt geregeld dat de statische druk in een leiding constant blijft
(zie Afbeelding 2.12). De frequentieomvormer ontvangt een
terugkoppelingssignaal van een sensor in het systeem. Hij vergelijkt de
terugkoppeling met de waarde van een setpointreferentie en bepaalt of en in
hoeverre deze 2 signalen van elkaar verschillen. Vervolgens wordt het
motortoerental aangepast om dit verschil op te heffen.
Het gewenste statische-druksetpoint is het referentiesignaal naar de
frequentieomvormer. Een statischedruksensor meet de actuele statische druk in
de leiding en levert deze in de vorm van een terugkoppelingssignaal terug aan
de frequentieomvormer. Als het terugkoppelingssignaal hoger is dan de
setpointreferentie, zal de frequentieomvormer het toerental verlagen om de
druk te verlagen. Omgekeerd geldt dat wanneer de leidingdruk lager is dan de
setpointreferentie, de frequentieomvormer het toerental zal verhogen om de
pompdruk te verhogen.
Hoewel de standaardwaarden voor de frequentieomvormer bij een regeling met
terugkoppeling in veel gevallen aanvaardbare prestaties zal opleveren, kunt u
de regeling van het systeem vaak optimaliseren door een aantal parameters van
de terugkoppelingsregelaar nauwkeurig aan te passen. Voor deze optimalisatie
is Autotuning beschikbaar.
Andere programmeerbare functies omvatten:
· Omgekeerde regeling het motortoerental
neemt toe wanneer een terugkoppelingssignaal hoog is.
· Startfrequentie zorgt dat het systeem snel een
bedrijfsstatus bereikt voordat de PID-regelaar de besturing overneemt.
· Ingebouwd laagdoorlaatfilter beperkt ruis in het
terugkoppelingssignaal.
2.4.3 Lokale (Hand On) en externe (Auto On) besturing
De frequentieomvormer kan handmatig worden bestuurd via het LCP dan wel extern
via analoge of digitale ingangen en een seriële bus.
Actieve referentie en configuratiemodus De actieve referentie is een lokale
referentie of een externe referentie. Externe referentie is de
standaardinstelling.
· De lokale referentie is te gebruiken in de
handmodus. Om de handmodus in te schakelen, moet u de parameterinstellingen in
parametergroep 0-4* LCP-toetsenbord aanpassen. Zie de programmeerhandleiding
voor meer informatie.
· De externe referentie is te gebruiken in de
automodus; dit is de standaardmodus. In de automodus is het mogelijk om de
frequentieomvormer te besturen via de digitale ingangen en diverse seriële
interfaces (RS485, USB of een optionele veldbus).
· Afbeelding 2.13 toont welke configuratiemodus
actief is op basis van de geselecteerde actieve referentie (lokaal of extern).
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
23
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
· Afbeelding 2.14 toont de handmatige configura-
tiemodus bij gebruik van de lokale referentie.
Afbeelding 2.13 Actieve referentie
Local reference
P 1-00 Configuration
mode
open loop
Scale to RPM or
Hz
Local ref.
Scale to closed loop
unit
closed loop
Afbeelding 2.14 Configuratiemodus
Toepassingsbesturingsprincipe Er is altijd een referentie actief, hetzij de
externe referentie of de lokale referentie. Ze kunnen niet op hetzelfde moment
actief zijn. Selecteer het toepassingsbesturingsprincipe (d.w.z. zonder
terugkoppeling of met terugkoppeling) in 1-00 Configuratiemodus, zoals
aangegeven in Tabel 2.4. Wanneer de lokale referentie actief is, moet u het
toepassingsbesturingsprincipe instellen in 1-05 Local Mode Configuration.
Selecteer de referentieplaats in 3-13 Referentieplaats, zoals aangegeven in
Tabel 2.4.
130BD893.10
Zie de programmeerhandleiding voor meer informatie.
[Hand On] [Auto On] LCP-toetsen Hand Hand Off Auto Auto Off Alle toetsen Alle toetsen
Referentieplaats 3-13 Referentieplaats
Gekoppeld Hand/Auto Gekoppeld Hand/Auto Gekoppeld Hand/Auto Gekoppeld
Hand/Auto Lokaal Extern
Actieve referentie
Lokaal Lokaal Extern Extern Lokaal Extern
Tabel 2.4 Configuraties met lokale en externe referentie
2.4.4 Gebruik van referenties
Het gebruik van referenties is van toepassing op regelingen met en zonder terugkoppeling.
Interne en externe referenties In de frequentieomvormer kunnen maximaal 8 interne digitale referenties worden geprogrammeerd. De actieve interne digitale referentie kan extern worden geselecteerd via digitale stuuringangen of de seriële-communicatiebus.
Er kunnen ook externe referenties naar de frequentieomvormer worden gestuurd; dit gebeurt meestal via een analoge stuuringang. Alle referentiebronnen en de busreferentie worden bij elkaar opgeteld om de totale externe referentie te bepalen. De externe referentie, de digitale referentie, het setpoint of de som van deze 3 kan worden geselecteerd als de actieve referentie. Deze referentie kan worden geschaald.
De geschaalde referentie wordt als volgt berekend:
Referentie = X + X ×
Y 100
waarbij X de externe referentie, de digitale referentie of de
som van deze referenties is en Y 3-14 Ingestelde relatieve
ref. is in [%].
Als Y, 3-14 Ingestelde relatieve ref., is ingesteld op 0%, heeft de schaling geen invloed op de referentie.
Externe referentie Een externe referentie bestaat uit de volgende elementen
(zie Afbeelding 2.15):
· Digitale referenties · Externe referenties:
– Analoge ingangen
– Pulsfrequentie-ingangen
– Digitale-potentiometeringangen
– Seriële-communicatiebusreferenties
· Een digitale relatieve referentie · Een setpoint op basis van terugkoppeling
24
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
22
Afbeelding 2.15 Blokschema voor het gebruik van externe referenties
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
25
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
2.4.5 Gebruik van terugkoppelingen
Het gebruik van terugkoppelingen kan worden geconfigureerd voor toepassingen
waarbij een geavanceerde regeling nodig is, bijvoorbeeld met meerdere
setpoints en meerdere terugkoppelingstypen (zie Afbeelding 2.16). De volgende
3 regelingstypen komen het vaakst voor:
Eén zone, één setpoint Dit type regeling is een eenvoudige
terugkoppelingsconfiguratie. Setpoint 1 wordt opgeteld bij een andere
referentie (indien aanwezig) en het terugkoppelingssignaal wordt geselecteerd.
Multi-zone, één setpoint Dit type regeling gebruikt 2 of 3
terugkoppelingssensoren maar slechts één setpoint. De terugkoppelingen kunnen
worden opgeteld, afgetrokken of gemiddeld. Bovendien kan de maximum- of
minimumwaarde worden gebruikt. Setpoint 1 wordt uitsluitend in deze
configuratie gebruikt.
Multi-zone, setpoint/terugkoppeling Het setpoint-/terugkoppelingspaar met het
grootste verschil bepaalt het toerental van de frequentieomvormer. De
maximumwaarde probeert om alle zones op of onder
de bijbehorende setpoints te houden, terwijl de minimumwaarde probeert om alle
zones op of boven de bijbehorende setpoints te houden.
Voorbeeld Een toepassing met 2 zones en 2 setpoints. Het setpoint van zone 1
is 15 bar en de terugkoppeling is 5,5 bar. Het setpoint van zone 2 is 4,4 bar
en de terugkoppeling is 4,6 bar. Als de maximumwaarde is geselecteerd, dan
worden het setpoint en de terugkoppeling van zone 2 naar de PIDregelaar
gestuurd, aangezien deze het kleinste verschil laat zien (terugkoppeling is
hoger dan het setpoint, wat resulteert in een negatief verschil). Als de
minimumwaarde is geselecteerd, dan worden het setpoint en de terugkoppeling
van zone 1 naar de PID-regelaar gestuurd, aangezien deze het grootste verschil
laten zien (de terugkoppeling is lager dan het setpoint, wat resulteert in een
positief verschil).
Afbeelding 2.16 Blokschema voor verwerking van terugkoppelingssignalen
26
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
Terugkoppelingsconversie In sommige toepassingen is het nuttig om het
terugkoppelingssignaal te converteren. Een voorbeeld hiervan is het gebruik
van een druksignaal om een terugkoppeling van de flow te leveren. Aangezien de
vierkantswortel van druk evenredig is met de flow, levert de vierkantswortel
van het druksignaal een waarde op die evenredig is met de flow; zie Afbeelding
2.17.
Afbeelding 2.17 Terugkoppelingsconversie
2.5 Automatische operationele functies
Automatische operationele functies zijn actief zodra de frequentieomvormer in
bedrijf is. Voor de meeste functies is geen programmering of setup vereist.
Het besef dat deze functies aanwezig zijn, kan het systeemontwerp helpen
optimaliseren en mogelijk de toevoeging van overbodige componenten of
functionaliteit voorkomen.
Zie de programmeerhandleiding voor details over eventuele instellingen die
nodig zijn, met name voor motorparameters. De frequentieomvormer heeft een
reeks ingebouwde beschermingsfuncties om zichzelf en de aangedreven motor te
beschermen.
2.5.1 Kortsluitbeveiliging
Motor (fase-fase) De frequentieomvormer is tegen kortsluiting beveiligd door
middel van stroommetingen in elk van de 3 motorfasen of in de DC-tussenkring.
Een kortsluiting tussen 2 uitgangsfasen veroorzaakt een overstroom in de
omvormer. De omvormer wordt uitgeschakeld als de kortsluitstroom de toegestane
waarde overschrijdt (Alarm 16 Uit & blokk.). Netzijde Een frequentieomvormer
die correct werkt, beperkt de stroom die hij uit de voeding kan opnemen.
Desondanks wordt het gebruik van zekeringen en/of circuitbreakers aan de
voedingszijde aanbevolen. Dit biedt bescherming wanneer er een component in de
frequentieomvormer defect raakt (eerste storing). Zie hoofdstuk 7.7 Zekeringen
en circuitbreakers voor meer informatie.
LET OP
Het gebruik van zekeringen en/of circuitbreakers is verplicht als moet worden
voldaan aan IEC 60364 (voor CE) of NEC 2009 (voor UL).
Remweerstand De frequentieomvormer is beveiligd tegen kortsluiting in de
remweerstand.
Loadsharing Om de DC-bus te beschermen tegen kortsluiting en de
frequentieomvormers te beschermen tegen overbelasting, moet u DC-zekeringen
installeren in serie met de loadsharingklemmen van alle aangesloten eenheden.
Zie hoofdstuk 2.3.5 Loadsharing voor meer informatie.
2.5.2 Overspanningsbeveiliging
Door de motor gegenereerde overspanning De spanning in de tussenkring neemt
toe wanneer de motor als generator werkt. Dit gebeurt in de volgende gevallen:
· De belasting drijft de motor aan (bij een
constante uitgangsfrequentie van de frequentieomvormer); de belasting wekt
bijvoorbeeld energie op.
· Als gedurende het vertragen (uitlopen) het
traagheidsmoment hoog is, is de wrijving laag en de uitlooptijd te kort om de
energie te kunnen afvoeren als een verlies in de frequentieomvormer, de motor
en de installatie.
· Een onjuiste instelling van de slipcompensatie
kan leiden tot een hogere DC-tussenkringspanning.
· Tegen-EMK bij gebruik van een PM-motor. In
geval van vrijlopen bij hoge toerentallen bestaat de kans dat de tegen-EMK van
de PM-motor de maximale spanningstolerantie van de frequentieomvormer
overschrijdt en schade veroorzaakt. Om dit tegen te gaan, wordt de waarde van
4-19 Max. uitgangsfreq. automatisch begrensd op basis van een interne
berekening die is gebaseerd op de waarde van 1-40 Tegen-EMK bij 1000 TPM, 1-25
Nom. motorsnelheid en 1-39 Motorpolen.
LET OP
Voorzie de frequentieomvormer van een remweerstand om te voorkomen dat de
motor overtoeren maakt (bijv. vanwege overmatige ‘windmilling’ of
ongecontroleerde waterstroming).
De overspanning kan worden afgehandeld door gebruik te maken van een
remfunctie (2-10 Remfunctie) of een overspanningsbeveiliging (2-17
Overspanningsreg.).
22
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
27
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
Overspanningsbeveiliging (OVC) OVC beperkt de kans op een uitschakeling (trip)
van de frequentieomvormer als gevolg van een overspanning op de DC-
tussenkring. Dit wordt bereikt door automatisch de uitlooptijd te verlengen.
LET OP
OVC kan worden geactiveerd voor PM-motoren (PM VVC +).
Remfuncties Sluit een remweerstand aan om overtollige remenergie af te voeren.
Het aansluiten van een remweerstand voorkomt een extreem hoge DC-
tussenkringspanning tijdens het remmen.
Een AC-rem is een alternatief om het remmen te verbeteren zonder een
remweerstand te gebruiken. Deze functie voorkomt overmagnetisering van de
motor wanneer deze als generator werkt en extra energie opwekt. Deze functie
kan de OVC verbeteren. Door de elektriciteitsverliezen in de motor te
verhogen, kan de OVC-functie het remkoppel verhogen zonder de
overspanningslimiet te overschrijden.
LET OP
AC-rem is minder effectief dan dynamisch remmen met een weerstand.
2.5.3 Detectie ontbrekende motorfase
De functie voor ontbrekende motorfase (4-58 Motorfasefunctie ontbreekt) is
standaard ingeschakeld om beschadiging van de motor in geval van een
ontbrekende motorfase te voorkomen. De standaardinstelling is 1000 ms, maar
deze kan worden aangepast voor een snellere detectie.
2.5.4 Detectie onbalans netfasen
Gebruik bij ernstige onbalans van het net verkort de levensduur van de motor.
De condities worden als ernstig beschouwd wanneer de motor continu in bedrijf
is met een bijna nominale belasting. Bij de standaardinstelling schakelt de
frequentieomvormer uit (trip) in geval van onbalans van het net (14-12 Functie
bij onbalans netsp.).
2.5.5 Schakelen aan de uitgang
Het toevoegen van een schakelaar aan de uitgang tussen de motor en de
frequentieomvormer is toegestaan. Er kunnen foutmeldingen worden gegenereerd.
Schakel vliegende start in om een draaiende motor op te vangen.
2.5.6 Overbelastingsbeveiliging
Koppelbegrenzing De koppelbegrenzingsfunctie beschermt de motor tegen
overbelasting, bij alle toerentallen. De koppelbegrenzing is in te stellen in
4-16 Koppelbegrenzing motormodus of 4-17 Koppelbegrenzing generatormodus,
terwijl de instelling in 14-25 Uitsch.vertr. bij Koppelbegr. bepaalt hoe lang
het duurt voordat de koppelbegrenzingswaarschuwing een uitschakeling (trip)
veroorzaakt.
Stroomgrens De piekstroombegrenzing is in te stellen in 4-18 Stroombegr..
Snelheidsbegrenzing Gebruik de volgende parameters om de lage en hoge
begrenzing voor het bedrijfstoerental in te stellen:
· 4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of · 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz] en
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM], of
· 4-14 Motor Speed High Limit [Hz] Het bedrijfstoerental kan bijvoorbeeld
worden ingesteld op een bereik van 30 tot 50/60 Hz. 4-19 Max. uitgangsfreq.
begrenst de maximale uitgangssnelheid van de frequentieomvormer.
ETR ETR is een elektronische functie die een bimetaalrelais simuleert op basis
van interne metingen. De karakteristieken worden getoond in Afbeelding 2.18.
Spanningslimiet Om de transistoren en de tussenkringcondensatoren te
beschermen, schakelt de frequentieomvormer uit wanneer een bepaald hard
gecodeerd spanningsniveau is bereikt.
Overtemperatuur De frequentieomvormer heeft ingebouwde temperatuursensoren en
reageert onmiddellijk op kritische waarden op basis van hard gecodeerde
begrenzingen.
2.5.7 Automatische reductie
De frequentieomvormer controleert voortdurend op kritische niveaus:
· Hoge temperatuur op de stuurkaart of het
koellichaam
· Hoge motorbelasting · Hoge DC-tussenkringspanning · Laag motortoerental
Als reactie op een kritisch niveau past de frequentieomvormer de
schakelfrequentie aan. Bij hoge interne temperaturen en een laag
motortoerental kunnen de
28
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
frequentieomvormers ook het PWM-patroon naar SFAVM forceren.
LET OP
Automatische reductie werkt anders wanneer 14-55 Uitgangsfilter is ingesteld
op [2] Sinusfilter vast.
2.5.8 Automatische energieoptimalisatie
Automatische energieoptimalisatie (AEO) zorgt ervoor dat de frequentieomvormer
voortdurend de belasting op de motor bewaakt en de uitgangsspanning aanpast
voor een optimaal rendement. Bij een lichte belasting wordt de spanning
gereduceerd en wordt de motorstroom geminimaliseerd. Dit resulteert in een
hoger rendement, een lagere opwarming en een stillere werking van de motor.
Het is niet nodig om een V/Hz-curve te selecteren, omdat de frequentieomvormer
de motorspanning automatisch aanpast.
2.5.9 Automatic Switching Frequency Modulation (ASFM)
De frequentieomvormer genereert korte elektrische pulsen om een AC-golfpatroon
te creëren. De schakelfrequentie geeft het tempo van deze pulsen aan. Een lage
schakelfrequentie (trage pulsfrequentie) veroorzaakt hoorbaar geluid ruis in
de motor. Daarom gaat de voorkeur uit naar een hogere schakelfrequentie. Een
hogere schakelfrequentie genereert echter warmte in de frequentieomvormer, wat
de hoeveelheid beschikbare stroom voor de motor kan beperken.
ASFM regelt deze condities automatisch om de hoogst mogelijke
schakelfrequentie te bieden zonder oververhitting van de frequentieomvormer te
veroorzaken. Door een gereguleerde hoge schakelfrequentie te leveren, werkt de
motor stiller bij lage toerentallen, wanneer hoorbaar geluid een kritische
factor is, terwijl het volledige uitgangsvermogen aan de motor wordt geleverd
wanneer dit nodig is.
2.5.10 Automatische reductie wegens hoge schakelfrequentie
De frequentieomvormer is bedoeld voor een continue werking met volledige
belasting bij schakelfrequenties van 3,0 tot 4,5 kHz (dit frequentiebereik
hangt af van de vermogensklasse). Een schakelfrequentie die hoger is dan het
maximaal toegestane bereik genereert meer warmte in de frequentieomvormer,
waardoor de uitgangsstroom moet worden gereduceerd.
Een automatische functie van de frequentieomvormer is een
belastingafhankelijke regeling van de schakelfrequentie. Dankzij deze functie
kan de motor profiteren van
de hoogst mogelijke schakelfrequentie op basis van de belasting.
2.5.11 Automatische reductie wegens overtemperatuur
Automatische reductie wegens overtemperatuur dient om uitschakeling (trip) van
de frequentieomvormer bij hoge temperaturen te voorkomen. Interne
temperatuursensoren meten de condities om de vermogenscomponenten te
beschermen tegen oververhitting. De frequentieomvormer kan zijn
schakelfrequentie automatisch verlagen om de bedrijfstemperatuur binnen
veilige limieten te houden. Na verlaging van de schakelfrequentie kan de
frequentieomvormer ook de uitgangsfrequentie en de stroom met maar liefst 30%
verlagen om uitschakeling (trip) wegens overtemperatuur te voorkomen.
2.5.12 Automatisch aan-/uitlopen
Wanneer een motor een belasting te snel probeert te versnellen ten opzichte
van de beschikbare stroom, kan dit leiden tot uitschakeling (trip) van de
frequentieomvormer. Hetzelfde geldt voor een te snelle vertraging. Automatisch
aan-/uitlopen biedt bescherming in deze situaties door de aan-/uitlooptijd
(versnellen of vertragen) te verlengen op basis van de beschikbare stroom.
2.5.13 Stroomgrenscircuit
Wanneer een belasting de beschikbare stroomwaarde van de frequentieomvormer
bij normaal bedrijf (in geval van een ondergedimensioneerde frequentieomvormer
of motor) overschrijdt, zorgt de stroomgrens ervoor dat de uitgangsfrequentie
wordt verlaagd, waardoor de motor vertraagt en de belasting lager wordt. Er is
een instelbare timer beschikbaar om de werking onder deze condities te
beperken tot 60 s of minder. De fabrieksinstelling voor deze limiet bedraagt
110% van de nominale motorstroom, om overstroombelasting te minimaliseren.
2.5.14 Prestaties bij spanningsschommelingen
De frequentieomvormer is bestand tegen netschommelingen zoals:
· transiënten; · kortstondige uitval; · korte spanningsdalingen; ·
stootspanningen.
De frequentieomvormer compenseert ingangsspanningen die ±10% afwijken van de
nominale spanning automatisch, om de volledige motorspanning en het volledige
nominale koppel te leveren. Wanneer een automatische herstart is
22
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
29
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
geselecteerd, start de frequentieomvormer automatisch weer op na een
spanningstrip. Bij gebruik van een vliegende start voert de frequentieomvormer
voorafgaand aan de start een synchronisatie met de motorrotatie uit.
2.5.15 Softstart van de motor
De frequentieomvormer voorziet de motor van de juiste hoeveelheid stroom om de
massatraagheid van de belasting te overwinnen en de motor op toeren te
brengen. Dit voorkomt dat de maximale netspanning wordt geschakeld op een
stilstaande of traag draaiende motor, wat een hoge stroom en warmte zou
genereren. Deze interne softstartfunctie beperkt de thermische en mechanische
belasting, verlengt de levensduur van de motor en voorziet in een stillere
werking van het systeem.
2.5.16 Resonantiedemping
Geluid door hoogfrequente motorresonantie kan worden geëlimineerd door middel
van resonantiedemping. Frequentiedemping kan zowel automatisch als handmatig
worden geselecteerd.
2.5.17 Temperatuurgeregelde ventilatoren
De interne koelventilatoren worden geregeld op basis van temperatuursensoren
in de frequentieomvormer. De koelventilator werkt vaak niet bij lage
belastingen of in de slaapmodus of in stand-by. De regeling beperkt de ruis,
verhoogt het rendement en verlengt de levensduur van de ventilator.
2.5.18 EMC-conformiteit
Elektromagnetische interferentie (EMI) of radiofrequente interferentie (RFI,
in geval van radiofrequentie) is interferentie die een elektrisch circuit kan
verstoren vanwege elektromagnetische inductie of straling vanaf een externe
bron. De frequentieomvormer is ontworpen om te voldoen aan de EMC-productnorm
voor frequentieomvormers, IEC 61800-3, en aan de Europese norm EN 55011. Om te
voldoen aan de emissieniveaus van EN 55011 moet de motorkabel zijn afgeschermd
en correct zijn aangesloten. Zie hoofdstuk 3.2.2 EMC-testresultaten voor meer
informatie over EMC-prestaties.
2.5.19 Stroommeting op alle drie motorfasen
De uitgangsstroom naar de motor wordt continu gemeten op alle 3 fasen om de
frequentieomvormer en de motor te beschermen tegen kortsluiting, aardfouten en
faseverlies. Aardfouten op de uitgang worden meteen gedetecteerd. Bij verlies
van een motorfase stopt de frequentieomvormer onmiddellijk en geeft hij aan
welke fase ontbreekt.
2.5.20 Galvanische scheiding van stuurklemmen
Alle stuurklemmen en uitgangsrelaisklemmen zijn galvanisch gescheiden van de
netvoeding. Dit betekent dat het stuurcircuit volledig is beschermd tegen de
ingangsstroom. De uitgangsrelaisklemmen hebben een eigen aarding nodig. Deze
galvanische scheiding voldoet aan de strenge eisten voor extra lage spanning
(PELV Protective Extra Low Voltage).
De galvanische scheiding bestaat uit de volgende componenten:
· Voeding, inclusief signaalscheiding · Gatedriver voor de IGBT’s,
triggertransformatoren
en optische koppelingen
· Hall-effect-uitgangsstroomtransductoren
2.6 Klantspecifieke toepassingsfuncties
Klantspecifieke toepassingsfuncties zijn de meest gangbare functies die in de
frequentieomvormer worden geprogrammeerd voor verbeterde systeemprestaties.
Hiervoor is minimale programmering of setup vereist. Het besef dat deze
functies beschikbaar zijn, kan het systeemontwerp helpen optimaliseren en
mogelijk de toevoeging van overbodige componenten of functionaliteit
voorkomen. Zie de programmeerhandleiding voor instructies over het activeren
van deze functies.
2.6.1 Automatische aanpassing motorgegevens
Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) is een geautomatiseerde
testprocedure voor het meten van de elektrische kenmerken van de motor. De AMA
stelt een nauwkeurig elektronisch model van de motor op. Dit stelt de
frequentieomvormer in staat om optimale prestaties en rendement te berekenen
op basis van de gebruikte motor. Het uitvoeren van de AMA-procedure
maximaliseert tevens de functie voor automatische energieoptimalisatie van de
frequentieomvormer. De AMA wordt uitgevoerd zonder dat de motor draait en
zonder de belasting van de motor los te koppelen.
30
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
2.6.2 Thermische motorbeveiliging
Thermische motorbeveiliging is mogelijk op 3 manieren:
· Door middel van directe temperatuurmeting via
een van de volgende hulpmiddelen:
– Een PTC-sensor in de motorwikkelingen, aangesloten op een standaard analoge
of digitale ingang
– Een Pt 100 of Pt 1000 in de motorwikkelingen en motorlagers, aangesloten op
een VLT® Sensor Input Card MCB 114.
– Een PTC-thermistoringang op een VLT® PTC Thermistor Card MCB 112
(ATEXgoedgekeurd)
· Een thermomechanische schakelaar (type Klixon)
op een digitale ingang
· Via het ingebouwde elektronische thermische
relais (ETR) voor asynchrone motoren
ETR berekent de motortemperatuur door het meten van stroom, frequentie en
bedrijfstijd. De frequentieomvormer geeft de thermische belasting op de motor
weer als percentage en kan een waarschuwing genereren bij een programmeerbaar
overbelastingssetpoint. Programmeerbare opties in geval van een overbelasting
stellen de frequentieomvormer in staat om de motor te stoppen, het
uitgangsvermogen te verlagen of de conditie te negeren. De frequentieomvormer
voldoet aan I2t klasse 20-normen met betrekking tot overbelasting van de
motor, ook bij lage toerentallen.
175ZA052.11
t [s] 2000
1000 600 500 400 300 200
100 60 50 40 30 20
10 1,0 1,2 1,4 1,6 1,8 2,0
Afbeelding 2.18 ETR-kenmerken
fOUT = 1 x f M,N fOUT = 2 x f M,N fOUT = 0,2 x f M,N
IM IMN
De X-as in Afbeelding 2.18 toont de verhouding tussen Imotor en Imotor nominaal. De Y-as toont de tijd in seconden voordat het ETR uitschakelt en daarmee de frequentieomvormer uitschakelt. De curves tonen het karakteristieke
nominale toerental, bij twee keer het nominale toerental en bij 0,2 keer het
nominale toerental. Bij lagere toerentallen schakelt het ETR uit bij een
lagere warmteontwikkeling vanwege de verminderde koeling van de motor. Op die
manier is de motor beschermd tegen oververhitting, ook bij lage toerentallen.
De ETR-functie berekent de motortemperatuur op basis van de actuele stroom en
het actuele toerental. De berekende temperatuur kan worden uitgelezen via
16-18 Motor therm..
2.6.3 Netstoring
Tijdens een netstoring blijft de frequentieomvormer in bedrijf tot de
tussenkringspanning daalt tot onder het minimale stopniveau, dat gewoonlijk
15% onder de laagste nominale voedingsspanning van de frequentieomvormer ligt.
De netspanning vóór de storing en de motorbelasting bepalen hoe lang het duurt
voordat de frequentieomvormer gaat vrijlopen.
De frequentieomvormer kan worden geconfigureerd (14-10 Netstoring) om tijdens
een netstoring op een bepaalde manier te reageren, zoals:
· uitschakeling met blokkering zodra de DC-
tussenkring geen vermogen meer kan leveren;
· vrijloop, gevolgd door een vliegende start
wanneer de netspanning is hersteld (1-73 Vlieg. start);
· kinetische backup; · gecontroleerde uitloop.
Vliegende start Deze optie maakt het mogelijk een motor op te vangen wanneer
deze vrij draait als gevolg van een netstoring. Deze optie is relevant voor
centrifuges en ventilatoren.
Kinetische backup Deze optie zorgt ervoor dat de frequentieomvormer blijft
werken zolang er energie beschikbaar is in het systeem. In geval van
kortstondige uitval van de netvoeding wordt de werking hervat zodra de
netvoeding is hersteld, zonder dat de toepassing wordt gestopt of de
frequentieomvormer de controle verliest. Er zijn diverse varianten van
kinetische backup beschikbaar.
Configureer het gedrag van de frequentieomvormer bij een netstoring in 14-10
Netstoring en 1-73 Vlieg. start.
2.6.4 Ingebouwde PID-regelaars
De 4 ingebouwde proportionele, integrerende, differentiërende (PID) regelaars
maken het gebruik van extra regelapparatuur overbodig.
22
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
31
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
Een van de PID-regelaars handhaaft een constante regeling van systemen met
terugkoppeling, waarbij een geregelde druk, flow, temperatuur of andere
systeemvereisten moeten worden gehandhaafd. De frequentieomvormer kan het
motortoerental zelfstandig regelen op basis van terugkoppelingssignalen van
externe sensoren. De frequentieomvormer is in staat om 2
terugkoppelingssignalen van 2 verschillende apparaten te verwerken. Deze
functie maakt het mogelijk om een systeem met uiteenlopende
terugkoppelingsvereisten te regelen. De frequentieomvormer maakt
regelbeslissingen door de 2 twee signalen te vergelijken om de
systeemprestaties te optimaliseren.
Gebruik de 3 extra en onafhankelijke regelaars om andere procesapparatuur te
regelen, zoals chemische voedingspompen, klepregeling of voor beluchting met
verschillende niveaus.
2.6.5 Automatische herstart
De frequentieomvormer kan worden geprogrammeerd om de motor automatisch te
herstarten na een minder ernstige uitschakeling (trip), zoals een kortstondig
spanningsverlies of een spanningsschommeling. Door deze functie wordt een
handmatige reset onnodig en wordt de geautomatiseerde werking van extern
bestuurde systemen verbeterd. Het aantal herstartpogingen en het tijdsinterval
tussen pogingen kunnen worden begrensd.
2.6.6 Vliegende start
Een vliegende start stelt de frequentieomvormer in staat om een synchronisatie
uit te voeren met een draaiende motor, ook als deze op volle toeren draait, en
in beide draairichtingen. Dit voorkomt uitschakelingen (trips) wanneer er te
veel stroom wordt getrokken. Het minimaliseert de mechanische belasting op het
systeem, aangezien de motor geen abrupte wijzigingen in het toerental krijgt
wanneer de frequentieomvormer start.
2.6.7 Volledig koppel bij gereduceerd toerental
De frequentieomvormer volgt een variabele V/Hz-curve om ook bij gereduceerde
toerentallen een volledig motorkoppel te genereren. Een volledig
uitgangskoppel kan samenvallen met het maximale nominale bedrijfstoerental van
de motor. Dit is anders dan bij omvormers met variabel koppel, die een lager
motorkoppel bieden bij lage toerentallen, of omvormers met constant koppel,
die overmatige spanning, warmte en motorgeluid produceren wanneer ze niet op
volle toeren werken.
2.6.8 Frequentiebypass
In sommige toepassingen kan het systeem bepaalde bedrijfstoerentallen hebben
die mechanische resonantie veroorzaken. Dit kan overmatig veel geluid
veroorzaken en mogelijk schade toebrengen aan mechanische componenten in het
systeem. De frequentieomvormer heeft 4 programmeerbare
bypassfrequentiebandbreedtes. Deze stellen de motor in staat om toerentallen
die systeemresonantie opwekken, over te slaan.
2.6.9 Voorverwarming van de motor
Om een motor in een koude of vochtige omgeving voor te verwarmen, kan continu
een kleine hoeveelheid DC-stroom naar de motor worden gevoerd om deze te
beschermen tegen condensatie en een koude start. Hierdoor is mogelijk geen
verwarmingstoestel meer nodig.
2.6.10 Vier programmeerbare setups
De frequentieomvormer heeft 4 setups die afzonderlijk kunnen worden
geprogrammeerd. Via de optie Multi setup is het mogelijk om via digitale
ingangen of via seriële commando’s te schakelen tussen afzonderlijk
geprogrammeerde functies. Afzonderlijke setups worden bijvoorbeeld gebruikt om
referenties te wijzigen, of voor dag-/ nachtbedrijf of zomer-/winterbedrijf,
of om meerdere motoren te regelen. De actieve setup wordt weergegeven op het
LCP.
Setupgegevens kunnen van de ene frequentieomvormer naar een andere worden
overgezet door de gegevens te downloaden vanuit het afneembare LCP.
2.6.11 Dynamisch remmen
Dynamische remmen vindt plaats door middel van:
· Weerstandsrem
Een rem-IGBT zorgt ervoor dat de overspanning onder een bepaalde drempel
blijft door de remenergie van de motor af te voeren naar de aangesloten
remweerstand (2-10 Remfunctie = [1]).
· AC-rem
De remenergie wordt verdeeld in de motor door de verliescondities in de motor
te wijzigen. De AC-remfunctie kan niet worden gebruikt in toepassingen met een
hoge wisselfrequentie omdat dit leidt tot oververhitting van de motor (2-10
Remfunctie = [2]).
32
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
2.6.12 Gelijkstroomrem
Voor sommige toepassingen kan het nodig zijn om een motor te remmen om deze te
vertragen of tot stilstand te brengen. Door de motor te voorzien van DC-stroom
remt de motor, waardoor het gebruik van een afzonderlijke motorrem mogelijk
overbodig is. U kunt DC-remmen instellen om in te schakelen bij een vooraf
bepaalde frequentie of na ontvangst van een signaal. U kunt ook de remtijd
programmeren.
2.6.13 Slaapmodus
De slaapmodus stopt de motor automatisch wanneer de vraag te laag is gedurende
een gespecificeerde tijd. Wanneer de systeemvraag toeneemt, start de
frequentieomvormer de motor weer. De slaapmodus bespaart energie en beperkt
motorslijtage. De frequentieomvormer is altijd beschikbaar voor bedrijf
wanneer de ingestelde reactiveringsvraag wordt bereikt, wat niet het geval is
bij gebruik van een vaste verlagingsperiode.
2.6.14 Startvoorwaarde
De frequentieomvormer kan wachten op een extern signaal systeem gereed voordat
hij start. Wanneer deze functie actief is, blijft de frequentieomvormer
gestopt totdat hij toestemming krijgt om te starten. Startvoorwaarde zorgt
ervoor dat het systeem of de hulpapparatuur de juiste status heeft voordat de
frequentieomvormer toestemming krijgt om de motor te starten.
2.6.15 Smart Logic Control (SLC)
Smart Logic Control (SLC) is een reeks van gebruikersgedefinieerde acties (zie
13-52 SL-controlleractie [x]) die door de SLC wordt uitgevoerd als de
bijbehorende gebruikersgedefinieerde gebeurtenis (zie 13-51 SL Controller
Event [x]) door de SLC wordt geëvalueerd als TRUE. De voorwaarde voor een
gebeurtenis kan een bepaalde status zijn of een logische regel of comparator-
operand die het resultaat TRUE oplevert. Dit leidt tot een bijbehorende actie,
zoals aangegeven in Afbeelding 2.19.
130BB671.13
Par. 13-51 SL Controller Event
Running Warning Torque limit Digital input X 30/2 . . .
Par. 13-43 Logic Rule Operator 2
Par. 13-52 SL Controller Action
Coast Start timer Set Do X low Select set-up 2 . . .
. . . . . .
Par. 13-11 Comparator Operator
= TRUE longer than..
. . . . . .
Afbeelding 2.19 SLC-gebeurtenis en -actie
Gebeurtenissen en acties zijn genummerd en in paren (toestanden) aan elkaar
gekoppeld. Dit betekent dat actie [0] wordt uitgevoerd wanneer gebeurtenis [0]
plaatsvindt (de waarde TRUE krijgt). Hierna worden de omstandigheden van
gebeurtenis [1] geëvalueerd en bij de evaluatie TRUE wordt actie [1]
uitgevoerd, enzovoort. Er wordt steeds slechts één gebeurtenis geëvalueerd.
Als een gebeurtenis wordt geëvalueerd als FALSE gebeurt er niets (in de SLC)
tijdens het huidige scaninterval en worden er geen andere gebeurtenissen
geëvalueerd. Dit betekent dat bij het starten van de SLC gebeurtenis [0] (en
enkel gebeurtenis [0]) tijdens elk scaninterval wordt geëvalueerd. Alleen
wanneer gebeurtenis [0] als TRUE wordt geëvalueerd, voert de SLC actie [0] uit
en begint hij met het evalueren van gebeurtenis [1]. Er kunnen 1 tot 20
gebeurtenissen en acties worden geprogrammeerd. Nadat de laatste
gebeurtenis/actie is geëvalueerd, begint de cyclus opnieuw vanaf gebeurtenis
[0]/actie [0]. Afbeelding 2.20 toont een voorbeeld met 4 gebeurtenissen/
acties:
22
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
33
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
Afbeelding 2.20 Volgorde van uitvoering wanneer 4 gebeurtenissen/acties zijn geprogrammeerd
Comparatoren Comparatoren worden gebruikt om continue variabelen (uitgangsfrequentie, uitgangsstroom, analoge ingang enz.) te vergelijken met vast ingestelde waarden.
Par. 13-10 Comparator Operand
Par. 13-12 Comparator Value
Par. 13-11 Comparator Operator
= TRUE longer than. . . . . . .
Afbeelding 2.21 Comparatoren
Logische regels Combineer maximaal 3 booleaanse ingangen (TRUE/FALSEingangen) van timers, comparatoren, digitale ingangen, statusbits en gebeurtenissen die de logische operatoren AND, OR en NOT gebruiken.
Par. 13-41
Par. 13-40
Logic Rule Operator 1
Logic Rule Boolean 1
Par. 13-42
Logic Rule Boolean 2 . . . . . .
Par. 13-43 Logic Rule Operator 2
. . . . . .
Par. 13-44 Logic Rule Boolean 3
Afbeelding 2.22 Logische regels
De logische regels, timers en comparatoren zijn ook beschikbaar voor gebruik
buiten de SLC-reeks.
Zie hoofdstuk 4.3 Voorbeelden toepassingssetup voor een voorbeeld van SLC.3
130BB673.10
130BB672.10
2.6.16 STO-functie
De frequentieomvormer is leverbaar met STO-functionaliteit via stuurklem 37.
STO schakelt de stuurspanning uit van de vermogenshalfgeleiders van de
eindtrap van de frequentieomvormer. Dit voorkomt dat de spanning wordt
gegenereerd die nodig is om de motor te laten draaien. Wanneer STO (klem 37)
wordt geactiveerd, genereert de frequentieomvormer een alarm en schakelt de
eenheid uit (trip), waarbij de motor vrijloopt tot stop. Een handmatige
herstart is vereist. De STO-functie is te gebruiken als noodstop voor de
frequentieomvormer. Gebruik de normale stopfunctie in de normale
bedrijfsmodus, wanneer de STO-functie niet is vereist. Bij gebruik van een
automatische herstart moet u ervoor zorgen dat wordt voldaan aan de vereisten
van ISO 12100-2 paragraaf 5.3.2.5.
Aansprakelijkheidsbepalingen Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker
om ervoor te zorgen dat het personeel dat de STO-functie installeert en
bedient:
· de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van
veiligheid, gezondheid en ongevallenpreventie heeft doorgelezen en begrepen;
· beschikt over een goede kennis van de algemene
en veiligheidsnormen die van toepassing zijn op de specifieke toepassing.
Onder gebruiker wordt het volgende verstaan:
· Integrator · Operator · Servicemonteur · Onderhoudsmonteur
Normen Voor het gebruik van de STO-functie op klem 37 is het noodzakelijk dat
de gebruiker voldoet aan alle veiligheidsbepalingen, inclusief de relevante
wetten, voorschriften en richtlijnen. De optionele STO-functie voldoet aan de
volgende normen:
· EN 954-1: 1996 Categorie 3 · IEC 60204-1: 2005 categorie 0 ongeregelde
stop · IEC 61508: 1998 SIL2 · IEC 61800-5-2: 2007 STO-functie · IEC 62061:
2005 SIL CL2 · ISO 13849-1: 2006 Categorie 3 PL d · ISO 14118: 2000 (EN 1037)
voorkoming van een
onbedoelde start
De hier verstrekte informatie en instructies zijn niet voldoende voor een
juist en veilig gebruik van de STOfunctie. Zie de VLT® Safe Torque Off
Operating Instructions voor volledige informatie over STO.
34
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
Beschermende maatregelen
· Veiligheidssystemen mogen uitsluitend worden
geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld door gekwalificeerd en bekwaam
personeel.
· De eenheid moet worden geïnstalleerd in een IP
54-behuizing of vergelijkbare omgeving. Voor speciale toepassingen is een
hogere IP-klasse vereist.
· De kabel tussen klem 37 en de externe
beveiliging moet zijn beveiligd tegen kortsluiting overeenkomstig ISO 13849-2
tabel D.4.
· Wanneer externe krachten invloed uitoefenen op
de motoras (bijv. zwevende lasten) moeten extra maatregelen worden getroffen
(bijv. een veiligheidshoudrem) om gevaren te elimineren.
2.7 Fout-, waarschuwings- en alarmfuncties
De frequentieomvormer bewaakt veel aspecten van de systeemwerking, waaronder
netcondities, motorbelasting en prestaties, maar ook de status van de
frequentieomvormer. Een alarm of waarschuwing hoeft niet altijd te wijzen op
een probleem met de frequentieomvormer zelf. Het kan ook een conditie buiten
de frequentieomvormer zijn die wordt bewaakt op prestatielimieten. De
frequentieomvormer beschikt over diverse voorgeprogrammeerde reacties op
fouten, waarschuwingen en alarmen. Selecteer extra alarm- en
waarschuwingsfuncties om de systeemprestaties te verbeteren of aan te passen.
Deze sectie beschrijft gangbare alarm- en waarschuwingsfuncties. Het besef dat
deze functies beschikbaar zijn, kan het systeemontwerp helpen optimaliseren en
mogelijk de toevoeging van overbodige componenten of functionaliteit
voorkomen.
2.7.1 Werking bij overtemperatuur
De frequentieomvormer genereert standaard een alarm en uitschakeling (trip)
bij overtemperatuur. Als Autoreductie en waarschuwing is geselecteerd, zal de
frequentieomvormer een waarschuwing geven over de conditie. Hij blijft echter
wel in bedrijf en probeert zichzelf te koelen door eerst zijn
schakelfrequentie te verlagen. Zo nodig zal hij vervolgens de
uitgangsfrequentie verlagen.
Autoreductie vormt geen vervanging voor de gebruikersinstellingen voor
reductie wegens de omgevingstemperatuur (zie hoofdstuk 5.3 Reductie wegens
omgevingstemperatuur).
2.7.2 Waarschuwing bij hoge en lage referentie
Bij een regeling zonder terugkoppeling wordt het toerental van de
frequentieomvormer rechtstreeks geregeld door een referentiesignaal. Op het
display wordt een
knipperende waarschuwing wegens hoge of lage referentie weergegeven wanneer
het geprogrammeerde maximum of minimum is bereikt.
2.7.3 Waarschuwing bij hoge en lage terugkoppeling
Bij een regeling met terugkoppeling worden de geselecteerde waarden voor hoge
en lage terugkoppeling bewaakt door de frequentieomvormer. Op het display
wordt in voorkomende gevallen een knipperende waarschuwing wegens een hoge dan
wel lage waarde weergegeven. De frequentieomvormer kan ook bij een regeling
zonder terugkoppeling terugkoppelingssignalen bewaken. Hoewel de signalen niet
van invloed zijn op de werking van de frequentieomvormer in een regeling
zonder terugkoppeling, kunnen ze wel nuttig zijn om lokaal of via seriële
communicatie een indicatie van de systeemstatus te geven. De
frequentieomvormer verwerkt 39 verschillende meeteenheden.
2.7.4 Onbalans fase of faseverlies
Overmatige rimpelstroom in de DC-bus duidt op onbalans van de netfase of
faseverlies. Wanneer een voedingsfase naar de frequentieomvormer ontbreekt,
wordt standaard een alarm gegenereerd en wordt de eenheid uitgeschakeld (trip)
om de DC-buscondensatoren te beschermen. Andere opties zijn het genereren van
een waarschuwing plus het verlagen van de uitgangsstroom tot 30% van de
maximale stroom of het genereren van een waarschuwing terwijl normaal bedrijf
wordt voortgezet. Het in bedrijf houden van een eenheid die op een niet-
gebalanceerde lijn is aangesloten, kan wenselijk zijn totdat de onbalans is
gecorrigeerd.
2.7.5 Waarschuwing bij hoge frequentie
Nuttig bij het gefaseerd inschakelen van aanvullende apparatuur zoals pompen
of koelventilatoren, omdat de frequentieomvormer warm kan worden bij een hoog
motortoerental. In de frequentieomvormer kan een specifieke hoge frequentie
worden ingesteld. Als de uitgangsfrequentie hoger wordt dan de ingestelde
waarschuwingsfrequentie, geeft de eenheid een waarschuwing wegens hoge
frequentie weer. Een digitale uitgang van de frequentieomvormer kan een
signaal naar externe apparatuur sturen zodat deze gefaseerd wordt
ingeschakeld.
2.7.6 Waarschuwing bij lage frequentie
De frequentieomvormer kan waarschuwen bij een laag motortoerental, wat nuttig
is bij het gefaseerd uitschakelen van aanvullende apparatuur. Het is mogelijk
om een specifieke lage frequentie in te stellen waarbij een
22
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
35
130BP066.10
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
waarschuwing moet worden gegenereerd en een extern apparaat moet worden
uitgeschakeld. De eenheid zal geen waarschuwing wegens lage frequentie
genereren wanneer hij wordt gestopt en ook niet bij het opstarten. Na het
opstarten kan een waarschuwing pas worden gegenereerd nadat de
bedrijfsfrequentie is bereikt.
2.7.7 Waarschuwing wegens hoge stroom
Deze functie is vergelijkbaar met de waarschuwing bij hoge frequentie, behalve
dan dat er nu een hoge stroom wordt ingesteld waarbij een waarschuwing moet
worden gegenereerd en gefaseerd aanvullende apparatuur moet worden
ingeschakeld. De functie is niet actief bij stoppen of bij het opstarten. De
functie wordt na het opstarten pas actief nadat de ingestelde bedrijfsstroom
is bereikt.
2.7.8 Waarschuwing bij lage stroom
Deze functie is vergelijkbaar met de waarschuwing bij lage frequentie (zie
hoofdstuk 2.7.6 Waarschuwing bij lage frequentie), behalve dan dat er nu een
lage stroom wordt ingesteld waarbij een waarschuwing moet worden gegenereerd
en aanvullende apparatuur moet worden uitgeschakeld. De functie is niet actief
bij stoppen of bij het opstarten. De functie wordt na het opstarten pas actief
nadat de ingestelde bedrijfsstroom is bereikt.
2.7.9 Waarschuwing bij geen belasting/ defecte band
Deze functie kan worden gebruikt voor het bewaken van een situatie zonder
belasting, bijvoorbeeld bij een V-riem. Als in de frequentieomvormer een lage
stroomgrens is ingesteld, kan de frequentieomvormer worden geprogrammeerd om
een alarm te genereren en de eenheid uit te schakelen of om in bedrijf te
blijven en een waarschuwing te genereren wanneer verlies van de belasting
wordt gedetecteerd.
2.7.10 Verbroken seriële interface
De frequentieomvormer kan het verlies van seriële communicatie detecteren. Het
is mogelijk om een vertragingstijd van maximaal 99 s in te stellen om te
voorkomen dat wordt gereageerd op onderbrekingen op de seriëlecommunicatiebus.
Wanneer de vertragingstijd is verstreken, kan de eenheid onder meer de
volgende opties uitvoeren:
· het laatste toerental handhaven; · naar het maximale toerental gaan; · naar
een vooraf ingesteld toerental gaan; · stoppen en een waarschuwing genereren.
2.8 Gebruikersinterface en programmering
De frequentieomvormer gebruikt parameters voor het programmeren van de
toepassingsfuncties. Parameters bieden een beschrijving van een functie en een
menu met selecteerbare opties of opties voor het invoeren van numerieke
waarden. Afbeelding 2.23 toont een voorbeeld van een programmeringsmenu.
1107 tpm
3,84 A
1 (1)
Hoofdmenu
0- Bediening/display 1- Belasting & motor 2- Remmen 3- Ref./Ramp.
Afbeelding 2.23 Voorbeeld van programmeringsmenu
Lokale gebruikersinterface Voor lokale programmering zijn parameters
toegankelijk via de toetsen [Quick Menu] of [Main Menu] op het LCP.
Het snelmenu is bedoeld om de frequentieomvormer voor te bereiden op de eerste
inschakeling en voor het instellen van de motorkarakteristieken. Het hoofdmenu
biedt toegang tot alle parameters en biedt geavanceerde toepassingsspecifieke
programmeeropties.
Externe gebruikersinterface Voor externe programmering biedt Danfoss een
softwareprogramma voor het aanmaken, opslaan en overzetten van
programmeergegevens. Met behulp van de MCT 10 setupsoftware kan de gebruiker
een pc aansluiten op de frequentieomvormer en de frequentieomvormer
rechtstreeks programmeren zonder gebruik te hoeven maken van het LCP-
toetsenbord. De programmering van de frequentieomvormer kan ook offline worden
gedaan en op eenvoudige wijze op de frequentieomvormer worden gedownload. Het
is mogelijk om het volledige profiel van de frequentieomvormer naar de pc te
downloaden voor backup of analyse. Er zijn een USB-connector en RS485klem
beschikbaar om de pc aan te sluiten op de frequentieomvormer.
MCT 10 setupsoftware is gratis te downloaden via www.VLT-software.com. U kunt
ook een cd met de software bestellen met behulp van onderdeelnummer 130B1000.
De gebruikershandleiding bevat uitgebreide bedieningsinstructies. Zie ook
hoofdstuk 2.8.2 Pc-software.
Stuurklemmen programmeren
· Voor elke klem zijn specifieke functies
beschikbaar die door de klem kunnen worden uitgevoerd.
· Functies worden ingeschakeld via de parameters
die aan de klem zijn gekoppeld.
36
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Productoverzicht
Design guide
· Voor een juiste werking van de frequentieom-
vormer moeten de klemmen:
– correct worden bedraad; – worden geprogrammeerd voor de
gewenste functie.
2.8.1 Lokaal bedieningspaneel
Het lokale bedieningspaneel (LCP) is een grafisch display aan de voorzijde van
de eenheid en voorziet in de gebruikersinterface door middel van druktoetsen
en toont statusmeldingen, waarschuwingen en alarmen, parameters voor
programmering en meer. Er is een numeriek display beschikbaar, met beperkte
displayopties. Afbeelding 2.24 toont het LCP.
Status 1234rpm
10,4A
1(1) 43,5Hz
a
43,5Hz
Run OK
b
Status
Quick Menu
Main Menu
Alarm Log
2.8.2 Pc-software
De pc wordt aangesloten via een standaard USB-kabel (host/apparaat) of via de
RS485-interface.
USB is een seriële bus die gebruikmaakt van 4 afgeschermde draden, waarbij pen
4 (aarde) is verbonden met de afscherming in de USB-poort van de pc. Als de pc
via een USB-kabel wordt aangesloten op een frequentieomvormer, bestaat er een
risico op beschadiging van de USB-hostcontroller in de pc. Alle standaard pc’s
worden geproduceerd zonder galvanische scheiding in de USBpoort. Een verschil
in aardpotentiaal dat wordt veroorzaakt door het niet opvolgen van de
aanbevelingen in de bedieningshandleiding, kan leiden tot beschadiging van de
USBhostcontroller via de afscherming van de USB-kabel. Het wordt aangeraden om
een USB-isolator met galvanische scheiding te gebruiken om de USB-
hostcontroller in de pc te beschermen tegen verschillen in aardpotentiaal op
het moment dat de pc via een USBkabel wordt aangesloten op de
frequentieomvormer. Gebruik geen pc-voedingskabel met een geaarde stekker
wanneer de pc via een USB-kabel wordt aangesloten op de pc. Deze beperkt het
verschil in aardpotentiaal maar elimineert niet alle potentiaalverschillen,
vanwege de aardverbinding en afscherming in de USB-poort van de pc.
22
Back 130BB465.10
130BT308.10
Info Cancel
c
On
OK
Warn. Alarm
d
Hand
on
Off
Auto on
Reset
Afbeelding 2.24 Lokaal bedieningspaneel
Afbeelding 2.25 USB-aansluiting
2.8.2.1 MCT 10 setupsoftware
De MCT 10 setupsoftware is bedoeld voor inbedrijfstelling en onderhoud van de
frequentieomvormer, inclusief geleide programmering van de cascaderegelaar, de
realtimeklok, de Smart Logic Controller en preventief onderhoud. Deze software
biedt u eenvoudige controle over de details en een algemeen overzicht van
systemen, groot of klein. Het programma kan werken met alle
frequentieomvormerseries, VLT® AAF-filters en VLT® Softstarter-gerelateerde
data.
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
37
Productoverzicht
VLT® AQUA Drive FC 202
22
Voorbeeld 1: Gegevens in de pc opslaan met behulp van MCT 10 setupsoftware
1. Sluit een pc via een USB-poort of de RS485interface aan op de eenheid.
2. Start de MCT 10 setupsoftware.
3. Selecteer de USB-poort of de RS485-interface.
4. Selecteer copy.
5. Selecteer het gedeelte project.
6. Selecteer paste.
7. Selecteer save as.
Alle parameters zijn nu opgeslagen.
Voorbeeld 2: Gegevens overzetten van LCP naar frequentieomvormer met behulp
van MCT 10 setupsoftware
1. Sluit een pc via een USB-poort of de RS485interface aan op de eenheid.
2. Start de MCT 10 setupsoftware.
3. Selecteer Open de opgeslagen bestanden worden getoond.
4. Open het relevante bestand.
5. Selecteer Write to drive.
Alle parameters worden nu overgezet naar de frequentieomvormer.
Er is een aparte handleiding beschikbaar voor de MCT 10 setupsoftware.
Download de software en de handleiding op
www.danfoss.com/BusinessAreas/DrivesSolutions/Softwaredownload/.
2.8.2.2 VLT® Motion Control Tool MCT 31
De MCT 31 harmonischencalculator voor de pc vereenvoudigt het schatten van de
harmonische vervorming in een bepaalde toepassing. De harmonische vervorming
van zowel Danfoss-frequentieomvormers als frequentieomvormers van andere
fabrikanten dan Danfoss met aanvullende hulpmiddelen voor
harmonischenreductie, zoals Danfoss AHF-filters en 12-18-pulsgelijkrichters,
kunnen worden berekend.
MCT 31 is ook te downloaden via www.danfoss.com/
BusinessAreas/DrivesSolutions/Softwaredownload/.
2.8.2.3 Harmonic Calculation Software (HCS)
HCS is een geavanceerde versie van de harmonischencalculator. De berekende
resultaten worden vergeleken met relevante normen en kunnen vervolgens worden
afgedrukt.
Ga voor meer informatie naar www.danfoss-hcs.com/ Default.asp?LEVEL=START
2.9 Onderhoud
Danfoss-frequentieomvormermodellen tot 90 kW zijn onderhoudsvrij. High Power-
frequentieomvormers (met een nominaal vermogen van 110 kW of hoger) hebben
ingebouwde filtermatten die door de gebruiker periodiek moeten worden
gereinigd, afhankelijk van de mate waarin ze worden blootgesteld aan stof en
verontreinigende stoffen. In de meeste omgevingen worden de volgende
onderhoudsintervallen aanbevolen: circa 3 jaar voor koelventilatoren en circa
5 jaar voor condensatoren.
2.9.1 Opslag
Net als alle elektronische apparatuur moeten frequentieomvormers worden
opgeslagen op een droge locatie. Periodiek formeren (laden van de condensator)
is niet nodig tijdens opslag.
Het wordt aanbevolen om de apparatuur in de afgedichte verpakking te laten tot
aan de installatie.
38
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Systeemintegratie
Design guide
3 Systeemintegratie
Dit hoofdstuk beschrijft de afwegingen die moeten worden gemaakt bij
integratie van de frequentieomvormer in een systeemontwerp. Het hoofdstuk is
opgedeeld in de volgende secties:
· Hoofdstuk 3.1 Omgevingscondities tijdens bedrijf
De omgevingscondities voor de frequentieomvormer tijdens bedrijf hebben
betrekking op de omgeving, behuizingen, temperatuur, reductie en andere
aandachtspunten.
· Hoofdstuk 3.3 Netintegratie
Input naar de frequentieomvormer vanaf de netzijde, waaronder vermogen,
harmonischen, bewaking, bekabeling, zekeringen en andere aandachtspunten.
· Hoofdstuk 3.2 EMC, harmonischen en aardlekbevei-
liging Input (regeneratie) vanaf de frequentieomvormer naar het stroomnet,
waaronder vermogen, harmonischen, bewaking en andere aandachtspunten.
· Hoofdstuk 3.4 Motorintegratie
Output vanaf de frequentieomvormer naar de motor, waaronder motortypen,
belasting, bewaking, bekabeling en andere aandachtspunten.
· Hoofdstuk 3.5 Extra ingangen en uitgangen,
Hoofdstuk 3.6 Mechanische planning Integratie van de frequentieomvormerinput
en output voor optimaal systeemontwerp, waaronder afstemming van
frequentieomvormer en motor, systeemkarakteristieken en andere
aandachtspunten.
Een alomvattend systeemontwerp anticipeert op mogelijke probleemgebieden bij
het implementeren van de effectiefste combinatie van omvormerfuncties.
Onderstaande informatie biedt richtlijnen voor het plannen en specificeren van
een motorregelsysteem met frequentieomvormers.
Operationele functies voorzien in uiteenlopende ontwerpconcepten, van een
eenvoudige motortoerentalregeling tot een volledig geïntegreerd
automatiseringssysteem met afhandeling van terugkoppelingen, signalering van
de bedrijfsstatus, geautomatiseerde reacties op fouten, externe programmering,
en meer.
Een volledig ontwerpconcept houdt rekening met uitgebreide specificatie van
behoeften en gebruik.
· Type frequentieomvormers · Motoren · Netvereisten · Regelstructuur en
programmering · Seriële communicatie · Maat, vorm en gewicht van apparatuur ·
Vereisten voor voedings- en stuurkabels; type en
lengte
· Zekeringen · Hulpapparatuur · Transport en opslag
Zie hoofdstuk 3.9 Checklist systeemontwerp voor een praktische gids voor
selectie en ontwerp.
Inzicht in functies en strategieopties kan het systeemontwerp helpen
optimaliseren en mogelijk de toevoeging van overbodige componenten of
functionaliteit voorkomen.
3.1 Omgevingscondities tijdens bedrijf
3.1.1 Vochtigheid
Hoewel de frequentieomvormer correct kan werken bij een hoge vochtigheidsgraad
(tot 95% relatieve vochtigheid), moet u condensatie vermijden. Het risico op
condensatie is met name aanwezig wanneer de frequentieomvormer kouder is dan
de vochtige omgevingslucht. Vocht in de lucht kan ook condenseren op de
elektronische componenten en kortsluiting veroorzaken. Condensatie treedt op
in eenheden zonder voeding. We adviseren om kastverwarming te installeren
wanneer condensvorming mogelijk is vanwege de omgevingscondities. Vermijd
installatie in gebieden waar vorst kan optreden.
Een andere mogelijkheid is om de frequentieomvormer in de stand-bymodus te
laten werken (waarbij de eenheid is aangesloten op het net). Dit verkleint de
kans op condensatie. Zorg dat er voldoende vermogensdissipatie plaatsvindt om
het circuit van de frequentieomvormer vrij van vocht te houden.
3.1.2 Temperatuur
Voor alle frequentieomvormers zijn een minimale en maximale
omgevingstemperatuur gespecificeerd. Het vermijden van extreme
omgevingstemperaturen verlengt de levensduur van de apparatuur en
optimaliseert de algehele systeembetrouwbaarheid. Volg de vermelde
33
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
39
Systeemintegratie
VLT® AQUA Drive FC 202
33
aanbevelingen op voor optimale prestaties en een maximale levensduur van de
apparatuur.
· Hoewel de frequentieomvormer kan werken bij
temperaturen tot -10 °C, is een juiste werking bij nominale belasting enkel
gegarandeerd bij temperaturen van 0 °C en hoger.
· Overschrijdt de maximumtemperatuur niet. · De levensduur van elektronische
componenten
neemt met 50% af voor elke 10 °C bij gebruik boven de ontwerptemperatuur.
· Ook apparaten met een beschermingsklasse van
IP 54, IP 55 of IP 66 moeten voldoen aan de gespecificeerde
omgevingstemperatuurbereiken.
· Aanvullende klimaatregeling van de kast of instal-
latieplek kan noodzakelijk zijn.
3.1.3 Koeling
Frequentieomvormers dissiperen vermogen in de vorm van warmte. Volg de
volgende aanbevelingen voor effectieve koeling van de eenheid op.
· De maximale luchttemperatuur die de behuizing
ingaat, mag nooit hoger zijn dan 40 °C (104 °F).
· De gemiddelde etmaaltemperatuur mag niet
hoger zijn dan 35 °C (95 °F).
· Monteer de eenheid zodanig dat er voldoende
luchtstroming mogelijk is om de koelribben te koelen. Zie hoofdstuk 3.6.1
Vrije ruimte voor de juiste vrije ruimte bij montage.
· Houd aan de voor- en achterzijde een minimale
vrije ruimte aan voor luchtkoeling. Zie de bedieningshandleiding voor de
exacte installatievereisten.
3.1.3.1 Ventilatoren
De frequentieomvormer heeft ingebouwde ventilatoren om te zorgen voor optimale
koeling. De hoofdventilator forceert de luchtstroom langs de koelribben op het
koellichaam en koelt zo de interne lucht. Bij bepaalde vermogensklassen is
dicht bij de stuurkaart een kleine secundaire ventilator gemonteerd, die
ervoor zorgt dat de interne lucht circuleert, om warmteophoping te voorkomen.
De hoofdventilator wordt geregeld door de interne temperatuur in de
frequentieomvormer en het toerental neemt geleidelijk toe met de temperatuur.
Dit beperkt de ruis en verlaagt het energieverbruik wanneer de noodzaak laag
is, en zorgt voor maximale koeling wanneer dit nodig is. De
ventilatorbesturing kan via 14-52 Ventilatorreg. worden aangepast aan elke
toepassing, en biedt ook bescherming tegen de negatieve effecten van koelen in
koude klimaten. In geval van overtemperatuur in de frequentieomvormer worden de schakelfrequentie en het schakelpatroon gereduceerd. Zie hoofdstuk 5.1 Reductie voor meer informatie.
3.1.3.2 Berekening van de vereiste luchtstroming voor het koelen van de frequentieomvormer
De luchtstroom die nodig is voor het koelen van de frequentieomvormer, of van meerdere frequentieomvormers in één kast, kan als volgt worden berekend:
1. Bepaal het vermogensverlies bij het maximale uitgangsvermogen voor alle frequentieomvormers aan de hand van de gegevenstabellen in hoofdstuk 7 Specificaties.
2. Tel hierbij de vermogensverlieswaarden op van alle frequentieomvormers die op hetzelfde moment kunnen werken. De totale som is de warmte Q die moet worden overgedragen. Vermenigvuldig het resultaat met de factor f, die te vinden is in Tabel 3.1. Voorbeeld: f = 3,1 m³ x K/Wh op zeeniveau.
3. Bepaal de hoogste temperatuur van de lucht die de behuizing ingaat. Trek deze temperatuur af van de vereiste temperatuur in de behuizing, bijvoorbeeld 45 °C (113 °F).
4. Deel het totaal van stap 2 door het totaal van stap 3.
De berekening wordt uitgedrukt door de formule:
V
=
f Ti
x Q – TA
waarbij
V = luchtstroom in m³/h
f = factor in m³ x K/Wh
Q = over te dragen warmte in W
Ti = temperatuur in de behuizing in °C
TA = omgevingstemperatuur in °C
f = cp x (soortelijke warmte van lucht x dichtheid van
lucht)
LET OP
Soortelijke warmte van lucht (cp) en dichtheid van lucht () zijn geen constanten, maar zijn afhankelijk van temperatuur, vochtigheidsgraad en atmosferische druk. Daarom zijn ze afhankelijk van de hoogte boven zeeniveau.
40
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Systeemintegratie
Design guide
Tabel 3.1 toont typische waarden van de factor f, berekend voor verschillende hoogtes.
Hoogte
[m] 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500
Soortelijke warmte van lucht cp [kJ/kgK] 0,9480 0,9348 0,9250 0,8954 0,8728 0,8551 0,8302 0,8065
Dichtheid van lucht Factor
f
[kg/m³] 1,225 1,167 1,112 1,058 1,006 0,9568 0,9091 0,8633 [m3K/Wh] 3,1 3,3 3,5 3,8 4,1 4,4 4,8 5,2
Tabel 3.1 Factor f, berekend voor verschillende hoogtes
Voorbeeld Wat is de vereiste luchtstroom voor het koelen van 2
frequentieomvormers (warmteverliezen 295 W en 1430 W) die gelijktijdig werken
en die geïnstalleerd zijn in een behuizing met een temperatuurpiek van 37 °C?
1. De som van de warmteverliezen van beide frequentieomvormers is 1725 W.
2. Het vermenigvuldigen van 1725 W met 3,3 m³ x K/Wh geeft 5693 m x K/h.
3. Het aftrekken van 37 °C van 45 °C geeft 8 °C (=8 K).
4. Het delen van 5693 m x K/h door 8 K geeft: 711,6 m³/h.
Om de luchtstroom in CFM uit te drukken, gebruikt u de conversie 1 m³/h =
0,589 CFM.
Voor bovenstaand voorbeeld: 711,6 m³/h = 418,85 CFM.
3.1.4 Door de motor gegenereerde overspanning
De DC-spanning in de tussenkring (DC-bus) neemt toe wanneer de motor als generator werkt. Dit kan gebeuren op 2 manieren:
· De belasting drijft de motor aan wanneer de
frequentieomvormer werkt bij een constante uitgangsfrequentie. Dit wordt
gewoonlijk aangeduid als een negatieve belasting.
· Als gedurende het vertragen het traagheids-
moment van de belasting hoog is en de vertragingstijd van de
frequentieomvormer op een te lage waarde is ingesteld.
De frequentieomvormer kan de energie niet terugvoeren naar de ingang. Daarom
begrenst hij de energie die van de motor wordt geaccepteerd, wanneer
automatisch terugregelen is ingeschakeld. De frequentieomvormer
probeert dit te doen door automatisch de uitlooptijd te verlengen als de
overspanning optreedt tijdens het vertragen. Als dit niet lukt, of als de
belasting de motor aandrijft terwijl hij bij een constante frequentie werkt,
schakelt de frequentieomvormer uit en wordt een foutmelding gegenereerd
wanneer een kritisch DCbusspanningsniveau is bereikt.
3.1.5 Akoestische ruis
De akoestische ruis van de frequentieomvormer is afkomstig uit 3 bronnen:
· DC-(tussenkring)spoelen · RFI-filter (-spoel) · Interne ventilatoren
Zie Tabel 7.60 voor de nominale waarden voor akoestische ruis.
3.1.6 Trillingen en schokken
De frequentieomvormer is getest volgens een procedure die is gebaseerd op IEC
68-2-6/34/35 en 36. Tijdens deze tests wordt de eenheid gedurende 2 uur
blootgesteld aan krachten van 0,7 g, over het bereik van 18 tot 1000 Hz
willekeurig, in 3 richtingen. Alle frequentieomvormers van Danfoss voldoen aan
de vereisten die gelden wanneer de eenheid aan de wand of op de vloer is
gemonteerd of in panelen die met bouten aan de wand of de vloer zijn
bevestigd.
3.1.7 Agressieve omgevingen
3.1.7.1 Gassen
Agressieve gassen, zoals waterstofsulfide, chloor of ammoniak, kunnen de
elektrische en mechanische componenten van de frequentieomvormer beschadigen.
Vervuiling van de koellucht kan op termijn ook PCB-sporen en deurafdichtingen
aantasten. Agressieve verontreinigende stoffen zijn vaak aanwezig in
afvalwaterzuiveringsinstallaties of zwembaden. Een duidelijk teken van een
agressieve omgeving is gecorrodeerd koper.
In agressieve omgevingen wordt het gebruik van dichte IPbehuizingen
aanbevolen, in combinatie met printplaten met vormvolgende coating. Zie Tabel
3.2 voor de waarden van vormvolgende coatings.
LET OP
De frequentieomvormer is standaard uitgevoerd met een klasse 3C2-coating. Een
klasse 3C3-coating is op aanvraag leverbaar.
33
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
41
Systeemintegratie
VLT® AQUA Drive FC 202
33
Type gas
3C1 Eenheid
Zeezout n.v.t. Zwavel- mg/m³ oxiden Waterst mg/m³ ofsulfid e Chloor mg/m³ Waterst mg/m³ ofchlori de Waterst mg/m³ offluori de Ammon mg/m³ iak Ozon mg/m³ Stikstof mg/m³
Geen 0,1 0,01
0,01 0,01
0,003
0,3 0,01 0,1
Klasse
3C2
3C3
Gemidd Max. Gemid Max.
elde waarde delde waarde
waarde 1)
waarde 1)
Zoute nevel
Zoute nevel
0,3
1,0
5,0
10
0,1
0,5
3,0
10
0,1
0,03 0,3
1,0
0,1
0,5
1,0
5,0
0,01 0,03 0,1
3,0
1,0
3,0
10
35
0,05 0,1
0,1
0,3
0,5
1,0
3,0
9,0
Tabel 3.2 Classificatie van vormvolgende coatings 1) De maximale waarden hebben betrekking op kortstondige piekwaarden gedurende maximaal 30 minuten per dag.
3.1.7.2 Blootstelling aan stof
Het installeren van frequentieomvormers in omgevingen met een hoge
blootstelling aan stof is vaak onvermijdelijk. Stof is van invloed op wand- of
framegemonteerde eenheden met beschermingsklasse IP 55 of IP 66, en tevens op
in kasten gemonteerde apparaten met beschermingsklasse IP 21 of IP 20. Houd
rekening met de in deze sectie beschreven 3 aspecten wanneer
frequentieomvormers in dergelijke omgevingen worden geïnstalleerd.
Minder koeling Stof creëert afzettingen op de buitenkant van het apparaat en
intern op printplaten en de elektronische componenten. Deze afzettingen werken
als een isolatielaag en belemmeren de warmteoverdracht naar de omgevingslucht,
waardoor de koelcapaciteit afneemt. De componenten worden warmer. Dit
veroorzaakt een snellere veroudering van de componenten, waardoor de
levensduur van de eenheid wordt verkort. Stofafzettingen op het koellichaam
achter in de eenheid verkorten eveneens de levensduur van de eenheid.
Koelventilatoren De luchtstroom voor het koelen van de eenheid wordt
geproduceerd door koelventilatoren, die zich gewoonlijk aan de achterzijde van
het apparaat bevinden. De ventilatorrotors bevatten kleine lagers waarin stof
kan binnendringen en als schuurmiddel kan fungeren. Dit resulteert in
beschadiging van de lagers en uitval van de ventilator.
Filters High Power-frequentieomvormers zijn uitgerust met koelventilatoren die
warme lucht in de apparatuur naar buiten afvoeren. Vanaf bepaalde
vermogensklassen zijn deze ventilatoren uitgerust met filtermatten. Deze
filters kunnen bij gebruik in stoffige omgevingen snel verstopt raken. In
dergelijke situaties moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen.
Periodiek onderhoud In de bovenstaande situaties verdient het aanbeveling om
de frequentieomvormer tijdens het periodieke onderhoud te reinigen. Verwijder
stof van het koellichaam en de ventilatoren en reinig de filtermatten.
3.1.7.3 Explosiegevaarlijke omgevingen
Systemen in explosiegevaarlijke omgevingen moeten aan speciale voorwaarden
voldoen. EU-richtlijn 94/9/EG beschrijft het gebruik van elektronische
apparatuur in explosiegevaarlijke omgevingen.
Bij motoren die door frequentieomvormers worden geregeld in
explosiegevaarlijke omgevingen, moet de temperatuur worden bewaakt met behulp
van een PTCtemperatuursensor. Motoren met ontstekingsbeveiligingsklasse d of e
zijn goedgekeurd voor een dergelijke omgeving.
· De d-classificatie houdt in dat vonken die
mogelijk ontstaan, binnen een beschermd gebied worden gehouden. Hoewel geen
speciale goedkeuring nodig is, zijn speciale bedrading en omkasting wel
vereist.
· De combinatie d/e komt het vaakst voor in
explosiegevaarlijke omgevingen. De motor zelf biedt een ontstekingsbescherming
volgens klasse d, terwijl de motorbedrading en de aansluitomgeving voldoen aan
de e-classificatie. De beperking op de e-aansluitingsruimte behelst de
maximale spanning die in deze ruimte is toegestaan. De uitgangsspanning van
een frequentieomvormer is gewoonlijk begrensd op de netspanning. De modulatie
van de uitgangsspanning kan voor klasse e ongeoorloofde hoge piekspanningen
produceren. In de praktijk is het gebruik van een sinusfilter bij de uitgang
van de frequentieomvormer een effectief middel gebleken om de hoge
piekspanning af te zwakken.
LET OP
Installeer een frequentieomvormer niet in een explosiegevaarlijke omgeving.
Installeer de frequentieomvormer in een kast buiten deze zone. Het gebruik van
een sinusfilter bij de uitgang van de frequentieomvormer wordt ook aanbevolen
om de dU/dt-spanningsverhoging af te zwakken. Houd de motorkabels zo kort
mogelijk.
42
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Systeemintegratie
Design guide
LET OP
Frequentieomvormers met de MCB 112-optie zijn uitgerust met PTB-
gecertificeerde thermistorsensorbewaking voor explosiegevaarlijke omgevingen.
Afgeschermde motorkabels zijn niet nodig wanneer frequentieomvormers zijn
uitgerust met sinusfilters op de uitgang.
3.1.8 Definities IP-klassen
Tegen binnendringing Tegen toegang tot
van vaste vreemde
gevaarlijke delen
voorwerpen
door
0 (geen bescherming)
(geen bescherming)
1 Diameter 50 mm
Rug van hand
2 Diameter van 12,5 mm Vinger
Eerste cijfer 3 Diameter van 2,5 mm Gereedschap
4 Diameter van 1,0 mm Draad
5 Beschermd tegen stof Draad
6 Stofdicht
Draad
Tegen binnendringing
van water met
schadelijke gevolgen
0 (geen bescherming)
1 Verticaal druppelend
water
2 Druppelend water onder
een hoek van 15°
Tweede 3 Sproeiend water
cijfer
4 Opspattend water
5 Waterstralen
6 Krachtige waterstralen
7 Korte onderdompeling
8 Langdurige onderdom-
peling
Aanvullende informatie
speciaal voor
A
Rug van hand
Eerste
B
Vinger
letter
C
Gereedschap
D
Draad
Aanvullende informatie
speciaal voor
H Hoogspanningsapparaat
M Apparaat beweegt
tijdens watertest Extra letter
S Apparaat stationair
tijdens watertest
W Weersomstandigheden
Tabel 3.3 Definities IEC 60529 voor IP-klassen
3.1.8.1 Kastopties en IP-klasse
De frequentieomvormers van Danfoss zijn leverbaar met 3 verschillende
beschermingsklassen:
· IP 00 of IP 20 voor installatie in een kast. · IP 54 of IP 55 voor lokale
montage. · IP 66 voor kritische omgevingscondities, zoals een
extreem hoge (lucht)vochtigheid of hoge concentraties stof of agressieve
gassen.
3.1.9 Radiofrequente interferentie
Het belangrijkste doel in de praktijk is om een systeem te creëren dat stabiel
werkt zonder radiofrequente interferentie tussen componenten. Om een hoog
immuniteitsniveau te realiseren, wordt aangeraden om frequentieomvormers te
gebruiken met hoogwaardige RFIfilters.
Gebruik filters van categorie C1, zoals gespecificeerd in EN 61800-3; deze
voldoen aan de grenswaarden van klasse B van de algemene norm EN 55011.
Breng waarschuwingen op de frequentieomvormer aan als RFI-filters niet
overeenkomen met categorie C1 (categorie C2 of lager). De verantwoordelijkheid
voor een juiste markering berust bij de operator.
In de praktijk zijn er 2 benaderingswijzen voor RFI-filters:
· Geïntegreerd in de apparatuur
– Geïntegreerde filters nemen ruimte in de kast in, maar besparen op extra
kosten voor montage, bedrading en materiaal. Het belangrijkste voordeel is
echter de perfecte EMC-conformiteit en de bekabeling van geïntegreerde
filters.
· Externe opties
– Optionele externe RFI-filters die op de ingang van de frequentieomvormer
zijn geïnstalleerd, veroorzaken een spanningsval. In de praktijk betekent dit
dat de maximale netspanning niet beschikbaar is op de ingang van de
frequentieomvormer en dat het gebruik van een frequentieomvormer met een hoger
vermogen nodig kan zijn. De maximale lengte van de motorkabel overeenkomstig
de EMC-limieten bedraagt 1-50 m. Daarnaast moeten kosten worden gemaakt voor
materiaal, bekabeling en montage. EMC-conformiteit wordt niet getest.
33
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
43
130BA056.10
Systeemintegratie
VLT® AQUA Drive FC 202
33
LET OP
Om een werking van de frequentieomvormer zonder interferentie te waarborgen,
moet u altijd een RFI-filter van categorie C1 gebruiken.
LET OP
VLT® AQUA Drive-eenheden worden standaard geleverd met geïntegreerde RFI-
filters die voldoen aan categorie C1 (EN 61800-3) voor gebruik met 400
V-netsystemen en vermogensklassen tot 90 kW of aan categorie C2 voor
vermogensklassen van 110-630 kW. VLT® AQUA Driveeenheden voldoen aan categorie
C1 met afgeschermde motorkabels tot 50 m of aan categorie C2 met afgeschermde
motorkabels tot 150 m. Zie Tabel 3.4 voor meer informatie.
3.1.10 Conformiteit met PELV en galvanische scheiding
Zorg voor bescherming tegen elektrische schokken wanneer de elektrische
voeding van het type extra lage spanning (PELV Protective Extra Low Voltage)
is en de installatie voldoet aan lokale en nationale PELVvoorschriften.
Om aan de PELV-eisen te voldoen, moet alle aansluitingen aan PELV voldoen. De
thermistor moet bijvoorbeeld versterkt/dubbel geïsoleerd zijn. Alle
stuurklemmen en relaisklemmen van Danfoss-frequentieomvormers voldoen aan de
PELV-eisen, met uitzondering van geaarde driehoekschakelingen (één zijde
geaard) boven 400 V.
(Gegarandeerde) galvanische scheiding wordt verkregen door te voldoen aan de
eisen voor hogere isolatie en door de relevante kruip-/spelingafstanden in
acht te nemen. Deze vereisten worden beschreven in de norm NEN-EN-IEC
61800-5-1.
Elektrische scheiding wordt geboden zoals aangegeven in Afbeelding 3.1. De
genoemde componenten voldoen aan de vereisten van zowel PELV als galvanische
scheiding.
3 M
5
4
1
2
6
a
b
1 Netvoeding (SMPS) inclusief scheiding van het V DC-signaal, dat de
tussenkringspanning aangeeft
2 Gatedriver voor de IGBT’s 3 Stroomtransductoren 4 Optische koppeling,
remmodule 5 Interne aanloopstroom-, RFI- en temperatuurmeetcircuits. 6 Eigen
relais a Galvanische scheiding voor de 24 V-backupoptie b Galvanische
scheiding voor de RS485-standaardbusinterface
Afbeelding 3.1 Galvanische scheiding
Installatie op grote hoogte Installaties op hoogtes boven de limieten voor
grote hoogte voldoen mogelijk niet aan de PELV-eisen. De scheiding tussen
componenten en kritische delen is mogelijk onvoldoende. Er bestaat een kans op
overspanning. Beperk de kans op overspanning door gebruik te maken van externe
beschermende apparatuur of galvanische scheiding.
Neem voor installaties op grote hoogte contact op met Danfoss in verband met
PELV-conformiteit.
· 380-500 V (behuizing A, B en C): boven 2000 m
(6500 ft)
· 380-500 V (behuizing D, E en F): boven 3000 m
(9800 ft)
· 525-690 V: boven 2000 m (6500 ft)
3.1.11 Opslag
Net als alle elektronische apparatuur moeten frequentieomvormers worden
opgeslagen op een droge locatie. Periodiek formeren (laden van de condensator)
is niet nodig tijdens opslag.
Het wordt aanbevolen om de apparatuur in de afgedichte verpakking te laten tot
aan de installatie.
44
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Systeemintegratie
Design guide
3.2 EMC, harmonischen en aardlekbeveiliging
3.2.1 Algemene aspecten van EMC-emissies
Frequentieomvormers (en andere elektrische apparaten) genereren elektronische
of magnetische velden die storingen kunnen veroorzaken in de omgeving. De
elektromagnetische compatibiliteit (EMC) van deze effecten hangt af van het
vermogen en de harmonische kenmerken van de apparatuur.
Onbeheerste interactie tussen elektrische apparaten in een systeem kan de
compatibiliteit aantasten en een betrouwbare werking verstoren. Interferentie
kan optreden in de vorm van harmonische vervorming op het net,
elektrostatische ontladingen, snelle spanningsschommelingen of hoogfrequente
interferentie. Elektrische apparaten genereren niet alleen interferentie, maar
worden ook beïnvloed door interferentie van andere gegenereerde bronnen.
Elektrische verstoringen ontstaan meestal bij frequenties in het bereik van
150 kHz to 30 MHz. Via de lucht verspreide interferentie van het
frequentieomvormersysteem binnen een bereik van 30 MHz tot 1 GHz wordt
gegenereerd door de omvormer, de motorkabel en de motor. Capacitieve stromen
in de motorkabel in combinatie met een hoge dU/dt van de motorspanning
genereren lekstromen, zoals te zien is in Afbeelding 3.2. Het gebruik van een
afgeschermde motorkabel verhoogt de lekstroom (zie Afbeelding 3.2), omdat
afgeschermde kabels een hogere capaciteit naar aarde hebben dan
nietafgeschermde kabels. Als de lekstroom niet wordt gefilterd, zal deze meer
interferentie in het net veroorzaken in het frequentiebereik lager dan
ongeveer 5 MHz. Omdat de lekstroom (I1) via de afscherming (I3) naar de
eenheid wordt teruggevoerd, zal de afgeschermde motorkabel in principe slechts
een klein elektromagnetisch veld (I4) opwekken, zoals te zien is in Afbeelding
3.2.
De afscherming vermindert de interferentie door straling, maar verhoogt de
laagfrequentinterferentie op het net. Sluit de afscherming van de motorkabel
aan op zowel de behuizing van de frequentieomvormer als de motorbehuizing. De
beste manier om dit te doen, is door ingebouwde afschermingsklemmen te
gebruiken om gedraaide uiteinden (pigtails) te vermijden. Pigtails verhogen de
impedantie van de afscherming bij hogere frequenties, waardoor het effect van
de afscherming afneemt en de lekstroom (I4) toeneemt. Als voor relais,
stuurkabel, signaalinterface en rem een afgeschermde kabel wordt gebruikt,
moet u de afscherming aan beide uiteinden op de behuizing monteren. In enkele
situaties zal het echter noodzakelijk zijn de afscherming te onderbreken om
stroomlussen te vermijden.
Wanneer de afscherming op een montageplaat voor de frequentieomvormer moet
worden geplaatst, moet deze montageplaat van metaal zijn, om de
afschermstromen naar de eenheid terug te leiden. Zorg ook voor een goed
elektrisch contact van de montageplaat, via de montagebouten, naar het chassis
van de frequentieomvormer.
Bij gebruik van niet-afgeschermde kabels wordt niet voldaan aan bepaalde
emissievereisten, hoewel er wel aan de meeste immuniteitsvereisten wordt
voldaan.
Om het interferentieniveau van het totale systeem (eenheid + installatie) zo
veel mogelijk te beperken, moet de bekabeling van de motor en remweerstand zo
kort mogelijk zijn. Voorkom dat signaalgevoelige kabels naast motorkabels en
remweerstandskabels worden geïnstalleerd. Radiostoring van meer dan 50 MHz
(via de lucht) wordt met name gegenereerd door de besturingselektronica.
33
MG20N610
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
45
175ZA062.12
Systeemintegratie
33
z
L1
z
L2
z
L3
z PE PE
VLT® AQUA Drive FC 202
CS U
I1 V
W I2 I3
CS I4
CS
1
2
CS
CS
CS
I4
3
4
5
1 Aarddraad 2 Afscherming
3 Netvoeding 4 Frequentieomvormer
Afbeelding 3.2 Genereren van lekstromen
6
5 Afgeschermde motorkabel 6 Motor
3.2.2 EMC-testresultaten
De volgende testresultaten zijn verkregen bij gebruik van een systeem met een
frequentieomvormer, een afgeschermde stuurkabel, een besturingskast met
potentiometer en een afgeschermde motorkabel (Ölflex Classic 100 CY), bij de
nominale schakelfrequentie. Tabel 3.4 geeft de maximale motorkabellengtes voor
conformiteit.
LET OP
De omstandigheden kunnen aanzienlijk variëren voor andere setups.
LET OP
Zie Tabel 3.17 voor parallelle motorkabels.
46
Danfoss A/S © 09/2014 Alle rechten voorbehouden.
MG20N610
Systeemintegratie
Design guide
RFI-filtertype
Normen EN 55011 en voorschriften
EN-IEC 61800-3
H1 FC 202 H2 FC 202
H3 FC 202 H4 FC 202 Hx1) FC 202
0,25-45 kW 200-240 V T2
1,1-7,5 kW 200-240 V S2
0,37-90 kW 380-480 V T4
7,5 kW 380-480 V
S4
0,25-3,7 kW 200-240 V T2
5,5-45 kW 200-240 V T2
1,1-7,5 kW 200-240 V S2
0,37-7,5 kW 380-480 V T4
11-90 kW 380-380 V4) T4
7,5 kW 380-480 V
S4
11-30 kW 525-690 V1,4) T7
37-90 kW 525-690 V2,4) T7
0,25-45 kW 200-240 V T2 0,37-90 kW 380-480 V T4
1,1-30 kW 525-690 V1) T7 37-90 kW 525-690 V2) T7
1,1-90 kW 525-600 V T6 15-22 kW 200-240 V S2 11-37 kW 380-480 V S4
Emissie via geleiding
Kabellengte [m]
Klasse B
Klasse A
Klasse A
Groep 1
Groep 2
Woonhuizen, Industriële
Industriële
kantoren en omgeving
omge-
lichte
ving
industrie
Categorie C1 Categorie C2 Categorie C3
Eerste
Eerste
Tweede
omgeving omgeving
omge-
Woonhuizen Woonhuizen en ving
en kantoren kantoren
Industrieel
Emissie via straling
Kabellengte [m]
Klasse B
Klasse A
Klasse A
Groep 1
Groep 2
Woonhuizen, Industriële Industriële
kantoren en omgeving
omgeving
lichte
industrie
Categorie C1 Categorie C2 Categorie C3
Eerste omgeving Woonhuizen en kantoren
Eerste omgeving Woonhuizen en kantoren
Second environment Industrial
50
150
150
Nee
Ja
Ja
50
100/1505)
100/1505)
Nee
Ja
Ja
50
150
150
Nee
Ja
Ja
50
100/1505)
100/1505)
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
5
Nee
Nee
Nee
25
Nee
Nee
Nee
25
Nee
Nee
Nee
5
Nee
Nee
Nee
25
Nee
Nee
Nee
25
Nee
Nee
Nee
25
Nee
Nee
Nee
25
Nee
Nee
Nee
10
50
50
Nee
Ja
Ja
10
50
50
Nee
Ja
Ja
Nee
100
100
Nee
Ja
Ja
Nee
150
150
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Tabel 3.4 EMC-testresultaten (emissie) Maximale lengte motorkabel
- Behuizingsgrootte B2. 2) Behuizingsgrootte C2. 3) Hx-versies kunnen worden gebruikt overeenkomstig EN-IEC 61800-3 categorie C4. 4) T7, 37-90 kW voldoet aan klasse A groep 1 met 25 m motorkabel. Er gelden bepaalde restricties voor de installatie (neem contact op met Danfoss voor meer informatie). 5) 100 m voor fase-nul, 150 m voor fase-fase (maar niet bij TT of TN). Eenfasige frequentieomvormers zijn niet bedoeld voor een 2-fasevoeding van een TT- of TN-netwerk. HX, H1, H2, H3, H4 of H5 wordt gedefinieerd voor EMC-filters op pos. 16-17 in de typecode. Hx geen geïntegreerd EMC-filter in de frequentieomvormer. H1 geïntegreerd EMC-filter. Voldoet aan EN 55011 klasse A1/B en EN-IEC 61800-3 categorie 1/2. H2 een beperkt RFI-filter met enkel condensatoren en zonder een common-modespoel. Voldoet aan EN 55011 klasse A2 en EN-IEC 61800-3 categorie 3. H3 geïntegreerd EMC-filter. Voldoet aan EN 55011 klasse A1/B en EN-IEC 61800-3 categorie 1/2. H4 geïntegreerd EMC- filter. Voldoet aan EN 55011 klasse A1 en EN-IEC 61800-3 categorie 2. H5 maritieme versies. Verstevigde versie; voldoet aan dezelfde emissieniveaus als H2-ver
References
- Global AC drive manufacturer - Danfoss Drives | Danfoss
- Drives | Danfoss Global Product Store
- Engineering Tomorrow | Danfoss
- Engineering Tomorrow | Danfoss
- Global AC drive manufacturer - Danfoss Drives | Danfoss
Read User Manual Online (PDF format)
Read User Manual Online (PDF format) >>