STIHL MS 172 C-BE Chainsaw Instruction Manual

June 13, 2024
STIHL

MS 172 C-BE Chainsaw

Product Information: Product Name: STIHL MS 162, 172 Chainsaw
Manufacturer: STIHL Product Description: The STIHL MS 162, 172
Chainsaw is a high-quality chainsaw designed for heavy-duty use. It
is developed and manufactured with top-quality materials to ensure
reliability and durability, even under extreme conditions. The
chainsaw features various components and accessories to enhance its
performance and user safety. Key Features: – Carburateurstelschroef
(Carburetor adjustment screw) for precise carburetor adjustment. –
Voorste handbeschermer (Front handguard) protects the left hand
from contact with the saw chain, activates the chain brake, and
automatically engages the chain brake during kickback. –
Uitlaatdemper (Exhaust muffler) reduces noise emissions from the
chainsaw. – Kam (Bumper spike) provides stability and control
during cutting tasks. – Zaagblad (Guide bar) guides the saw chain
during operation. – Zaagketting (Saw chain) cuts through wood
effectively. – Spanbout (Chain tensioning screw) allows for easy
adjustment of chain tension. – Kettingtandwiel (Chain sprocket)
drives the saw chain. – Kettingtandwieldeksel (Chain sprocket
cover) protects the chain sprocket and secures the guide bar to the
chainsaw. – Moer (Nut) fastens the chain sprocket cover to the
chainsaw. – Kettingvanger (Chain catcher) catches a thrown or
broken saw chain. – Kettingbeschermer (Chain guard) provides
protection against accidental contact with the saw chain. – Bougie
(Spark plug) ignites the fuel-air mixture in the engine. –
Kapsluiting (Cap closure) secures the cover on the chainsaw.
Product Usage Instructions: 1. Before using the STIHL MS 162, 172
Chainsaw, read and keep the user manual for future reference. 2.
Ensure that you have all the necessary parts and accessories
mentioned in the user manual. 3. Familiarize yourself with the
safety warnings and symbols provided in the user manual to prevent
accidents and injuries during operation. 4. Check the fuel and oil
levels in the chainsaw and refill if necessary, following the
instructions in the user manual. 5. Attach the guide bar and saw
chain to the chainsaw by following the steps outlined in the user
manual. Ensure that they are properly tightened and secured. 6.
Adjust the chain tension using the chain tensioning screw to ensure
proper tension for safe and efficient cutting. 7. Start the
chainsaw by following the recommended starting procedure provided
in the user manual. Use the appropriate starting technique based on
the type of chainsaw model. 8. Hold the chainsaw firmly with both
hands, keeping a secure grip on the front handle and rear handle.
9. Use the front handguard to activate the chain brake and engage
it automatically during kickback situations. 10. Position the
chainsaw correctly and safely before starting any cutting
operation. Maintain a stable stance and avoid overreaching while
operating the chainsaw. 11. Follow proper cutting techniques and
guidelines provided in the user manual to ensure efficient and safe
cutting. 12. Regularly inspect and maintain the chainsaw according
to the maintenance schedule mentioned in the user manual. Clean and
lubricate the guide bar and saw chain regularly for optimal
performance. 13. When finished using the chainsaw, turn off the
engine, and store it in a safe and dry place. Note: For more
detailed instructions and safety precautions, refer to the complete
user manual provided with the STIHL MS 162, 172 Chainsaw.

MS 162, 172

2 – 34 34 – 71 71 – 103

Handleiding Notice d’emploi Gebrauchsanleitung

Vertaling van de originele handleiding 0000009217_007_NL

Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier. Papier is recyclebaar.

Nederlands
Inhoudsopgave
1 Voorwoord……………………………………………2 2 Informatie met betrekking tot deze handlei-
ding……………………………………………………. 2 3 Overzicht……………………………………………..3 4 Veiligheidsinstructies……………………………. 4 5 Motorzaag klaarmaken voor gebruik………12 6 Motorzaag completeren………………………. 12 7 Kettingrem inschakelen en lossen………… 16 8 Brandstof mengen en kettingzaag vullen..16 9 Motor starten en afzetten…………………….. 17 10 Motorzaag controleren………………………… 19 11 Met de motorzaag werken…………………… 20 12 Na de werkzaamheden……………………….. 25 13 Vervoeren…………………………………………. 25 14 Opslaan……………………………………………..25 15 Reinigen…………………………………………….25 16 Onderhoud………………………………………… 27 17 Repareren…………………………………………. 28 18 Storingen opheffen………………………………28 19 Technische gegevens…………………………. 29 20 Combinaties van zaagbladen en zaagkettin-
gen…………………………………………………… 31 21 Onderdelen en toebehoren………………….. 33 22 Milieuverantwoord afvoeren………………….33 23 EU-conformiteitsverklaring…………………… 33 24 UKCA-conformiteitsverklaring………………. 34
1 Voorwoord
Geachte cliënt(e),
Wij zijn blij dat u hebt gekozen voor STIHL. Wij ontwikkelen en produceren onze producten in topkwaliteit in overeenstemming met de behoef- ten van onze klanten. Zo ontstaan producten met een hoge betrouwbaarheid, ook bij extreme belasting.
STIHL staat ook voor service met topkwaliteit. Onze dealers staan garant voor deskundig advies en instructie alsmede een uitgebreide technische begeleiding.
STIHL kiest uitdrukkelijk voor een duurzame en verantwoordelijke omgang met de natuur. Deze gebruiksaanwijzing is voor u bedoeld als onder- steuning om uw STIHL-product gedurende een lange levensduur veilig en milieuvriendelijk te gebruiken.
Wij danken u voor uw vertrouwen in ons en wen- sen u veel plezier met uw STIHL product.

BELANGRIJK! VOOR GEBRUIK GOED DOOR- LEZEN EN BEWAREN.
2 Informatie met betrekking tot deze handleiding
2.1 Aanduiding van de waarschu- wingen in de tekst
WAARSCHUWING De aanwijzing duidt op gevaren die kunnen
leiden tot ernstig letsel of zelfs tot de dood. De genoemde maatregelen kunnen ernstig
letsel of de dood voorkomen.
LET OP
De aanwijzing duidt op gevaren die kunnen leiden tot materiële schade. De genoemde maatregelen kunnen materi- ele schade voorkomen.
2.2 Symbolen in de tekst
Dit symbool verwijst naar een hoofdstuk in deze handleiding.

© ANDREAS STIHL AG & Co. KG 2023 0458-200-7621-A. VA0.B23.

Dr. Nikolas Stihl 2

0458-200-7621-A

3 Overzicht
3 Overzicht
3.1 Kettingzaag

1 2

3

9

4

8

5

7

10 11

6 15

12

14

16

13

17

18

27

19

26

20

25

21

24 23 22

0000097413_002

1 Carburateurstelschroef De carburateurstelschroef is bedoeld voor het instellen van de carburateur.
2 Voorste handbeschermer De voorste handbeschermer beschermt de linkerhand tegen het contact met de zaagket- ting, dient voor het inschakelen van de ket- tingrem en schakelt bij een terugslag de ket- tingrem automatisch in.
3 Uitlaatdemper De uitlaatdemper reduceert de geluidsemissie van de kettingzaag.
4 Kam De kam ligt tijdens de werkzaamheden met de kettingzaag tegen het hout.
5 Zaagblad Het zaagblad geleidt de zaagketting.
6 zaagketting De zaagketting zaagt het hout.
7 Spanbout De spanbout dient voor het instellen van de kettingspanning.

Nederlands
8 Kettingtandwiel Het kettingtandwiel drijft de zaagketting aan.
9 Kettingtandwieldeksel Het kettingtandwieldeksel dekt het ketting- tandwiel af en bevestigt het zaagblad op de kettingzaag.
10 Moer De moer bevestigt het kettingtandwieldeksel op de kettingzaag.
11 Kettingvanger De kettingvanger vangt een weggeworpen of gebroken zaagketting op.
12 Kettingbeschermer De kettingbeschermer biedt bescherming tegen het contact maken met de zaagketting.
13 Bougie De bougie ontsteekt het brandstof-luchtmeng- sel in de motor.
14 Kapsluiting De kapsluiting bevestigt de kap op de ketting- zaag.
15 Kap De kap bedekt de motor.
16 Vellijst Met behulp van de vellijst kan de velrichting worden gecontroleerd.
17 Bougiestekker De bougiestekker verbindt de bougiekabel met de bougie.
18 luchtfilter Het luchtfilter filtert de door de motor aange- zogen lucht.
19 Combischakelaar De combischakelaar dient voor de instelling voor het starten, voor het draaien en voor het afzetten van de motor.
20 Gashendelblokkering De gashendelblokkering dient voor het vrijge- ven van de gashendel.
21 Bedieningshandgreep De bedieningshandgreep dient voor het bedienen, vasthouden en hanteren van de kettingzaag.
22 achterste handbeschermer De achterste handbeschermer beschermt de rechterhand tegen contact met een wegge- worpen of gebroken zaagketting.
23 Gashendel De gashendel dient voor het oplopen van het toerental van de motor.

0458-200-7621-A

3

Nederlands

24 brandstoftankdop De brandstoftankdop sluit de brandstoftank af.
25 Starthandgreep De starthandgreep dient voor het starten van de motor.
26 Olietankdop De olietankdop sluit de olietank af.
27 Draagbeugel De draagbeugel dient voor het vasthouden, hanteren en dragen van de kettingzaag.

Machinenummer

3.2 Uitvoeringskenmerken

De kettingzaag kan, afhankelijk van de exportuit- voering, de volgende uitrustingskenmerken heb- ben:

A

B

1 2
1

0000097414_001

3
Hand-benzinepomp (A)
1 Hand-benzinepomp De hand-benzinepomp vergemakkelijkt het starten van de motor.
Kettingsnelspanner (B)
1 Spanring De spanring verschuift het zaagblad en spant of ontspant hierdoor de zaagketting.
2 Spantandwiel Via het spantandwiel kan de kettingspanning worden afgesteld.
3 Vleugelmoer De vleugelmoer bevestigt het kettingtandwiel- deksel op de kettingzaag.
3.3 Pictogrammen
De pictogrammen kunnen op de kettingzaag staan en hebben de volgende betekenis:
Dit pictogram duidt de brandstoftank aan.
Dit pictogram duidt de olietank voor zaag- kettingolie aan.

4 Veiligheidsinstructies
In deze richting wordt de kettingrem ingeschakeld of gelost. Dit pictogram geeft de draairichting van de zaagketting aan. Draairichting om de zaagketting te span- nen Dit pictogram duidt de hand-benzinepomp aan.

In deze richting wordt de combischakelaar geplaatst om de motor af te zetten.

In deze stand wordt de combischakelaar geplaatst om de motor af te zetten.

In deze stand van de combischakelaar is de motor in werking.

In deze stand van de combischakelaar wordt de motor gestart.

In deze stand van de combischakelaar wordt de motor op het starten voorbereid.

LWA

Gegarandeerd geluidsvermogenniveau volgens de richtlijn 2000/14/EG in

dB(A) om de geluidsemissie van pro-

ducten vergelijkbaar te maken.

4 Veiligheidsinstructies

4.1 Waarschuwingssymbolen

De waarschuwingssymbolen op de kettingzaag hebben de volgende betekenis:
Op de veiligheidsinstructies en de maatregelen hiervoor letten.

De handleiding lezen, begrijpen en bewaren.

Veiligheidsbril, gehoorbescherming en veiligheidshelm dragen.

Op de veiligheidsinstructies met betrekking tot terugslag en de maatre- gelen hiertegen letten.
4.2 Gebruik conform de voorschrif- ten
De kettingzagen STIHL MS 162 en STIHL MS 172 dienen voor het zagen van hout en voor het snoeien en vellen van bomen.
WAARSCHUWING
Als de kettingzaag niet volgens voorschrift wordt gebruikt kunnen personen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen en kan er materi- ele schade ontstaan.

4

0458-200-7621-A

4 Veiligheidsinstructies
De kettingzaag zo gebruiken als in deze gebruiksaanwijzing staat beschreven.
4.3 Eisen aan de gebruiker
WAARSCHUWING
Gebruikers die niet zijn geïnstrueerd kunnen de gevaren van de kettingzaag niet herkennen of niet inschatten. De gebruiker of andere per- sonen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. De handleiding lezen, begrijpen en bewaren.
Als de kettingzaag aan een andere persoon wordt overhandigd: de handleiding meege- ven.
Controleren of de gebruiker aan de vol- gende eisen voldoet: ­ De gebruiker is uitgerust. ­ De gebruiker is lichamelijk, sensorisch en geestelijk in staat, de kettingzaag te gebruiken en hiermee te werken. Als de gebruiker lichamelijk, sensorisch of geestelijk beperkt is, mag de gebruiker slechts onder toezicht van of na instruc- tie door een hiertoe verantwoordelijke of bevoegde persoon hiermee werken. ­ De gebruiker kan de gevaren van de kettingzaag herkennen en inschatten. ­ De gebruiker is meerderjarig of de gebruiker wordt overeenkomstig de nationale regelgeving onder toezicht onderwezen in een beroep. ­ De gebruiker is geïnstrueerd door een STIHL dealer of een hiertoe vakkundig persoon, voordat deze voor de eerste keer de kettingzaag in gebruik neemt. ­ De gebruiker verkeert niet onder invloed van alcohol, medicamenten of drugs.
Als de gebruiker voor het eerst met een ket- tingzaag werkt: het zagen van rondhout op een zaagbok of een schraag oefenen.
Indien er onduidelijkheden bestaan: contact opnemen met een STIHL dealer.
Het ontstekingssysteem van de kettingzaag genereert een elektromagnetisch veld. Het elektromagnetische veld kan pacemakers beïnvloeden. De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel oplopen. Als de gebruiker een pacemaker draagt: Garanderen dat de pacemaker niet wordt beïnvloed.

Nederlands
4.4 Kleding en uitrusting
WAARSCHUWING
Tijdens de werkzaamheden kunnen lange haren in de kettingzaag worden getrokken. De gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen. Lang haar zodanig in een knot dragen en beveiligen, dat het zich boven de schouders bevindt.
Tijdens de werkzaamheden kunnen voorwer- pen met een hoge snelheid naar boven wor- den geslingerd. De gebruiker kan letsel oplo- pen. Een nauwsluitende veiligheidsbril dragen. Geschikte veiligheidsbrillen zijn aan de hand van de norm EN 166 of de nationale voorschriften getest en met de betreffende code- ring te koop. STIHL adviseert een gelaatsbeschermer te dragen. Een strak bovenstuk met lange mouwen dragen.
Tijdens de werkzaamheden wordt geluid geproduceerd. Geluid kan het gehoor bescha- digen. Gehoorbeschermers dragen.
Vallende takken kunnen leiden tot hoofdletsel. Als tijdens de werkzaamheden voor- werpen kunnen vallen: een veilig- heidshelm dragen.
Tijdens de werkzaamheden kan stof opdwar- relen en kunnen er dampen ontstaan. Inge- ademd(e) stof en dampen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid en allergische reac- ties veroorzaken. Als er stof opdwarrelt of damp ontstaat: een stofmasker dragen.
Hiertoe ongeschikte kleding kan blijven haken in hout, struikgewas en in de kettingzaag. Gebruikers zonder geschikte kleding kunnen ernstig letsel oplopen. Nauwsluitende kleding dragen. Sjaals en sieraden afdoen.
Tijdens de werkzaamheden kan de gebruiker in contact komen met de ronddraaiende zaag- ketting. De gebruiker kan hierdoor ernstig let- sel oplopen. Een lange broek met snijprotectie dragen.
Tijdens de werkzaamheden kan de gebruiker zich snijden aan het hout. Tijdens de reini- gings- of onderhoudswerkzaamheden kan de

0458-200-7621-A

5

Nederlands
gebruiker in contact komen met de zaagket- ting. De gebruiker kan letsel oplopen. Werkhandschoenen van een slijtvast mate-
riaal dragen. Als de gebruiker ongeschikt schoeisel draagt,
kan hij uitglijden. Als de gebruiker in contact komt met de ronddraaiende zaagketting, kan deze snijwonden oplopen. De gebruiker kan letsel oplopen. Kettingzaaglaarzen met snijprotectie dra-
gen.
4.5 Werkgebied en -omgeving
WAARSCHUWING
Buitenstaanders, kinderen en dieren kunnen de gevaren van de kettingzaag en de opge- worpen voorwerpen niet herkennen en de gevaren hiervan niet inschatten. Onbevoegde personen, kinderen en dieren kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ont- staan. Buitenstaanders, kinderen en huisdieren op afstand houden van het werkgebied. Kettingzaag niet zonder toezicht laten. Zorg ervoor dat kinderen niet met de ket- tingzaag kunnen spelen.
Als de motor draait, stromen hete uitlaatgas- sen uit de uitlaatdemper. Hete uitlaatgassen kunnen licht ontvlambare materialen ontsteken en branden veroorzaken. De hete uitlaatgassen uit de buurt van licht ontvlambare materialen houden.
4.6 Veilige staat
4.6.1 Kettingzaag De kettingzaag verkeert in de veilige staat als aan de volgende voorwaarden is voldaan: ­ De kettingzaag is niet beschadigd. ­ Er lekt geen brandstof uit de kettingzaag. ­ De brandstoftankdop en de olietankdop zijn
gesloten. ­ De kettingzaag is schoon. ­ De kettingvanger is gemonteerd en niet
beschadigd. ­ De kettingrem functioneert. ­ De bedieningselementen werken en zijn niet
gewijzigd. ­ De kettingsmering functioneert. ­ De inloopsporen op het kettingtandwiel zijn
niet dieper dan 0,5 mm. ­ Een in deze gebruiksaanwijzing aangegeven
combinatie van zaagblad en zaagketting is gemonteerd.

4 Veiligheidsinstructies
­ Het zaagblad en de zaagketting zijn correct gemonteerd.
­ De zaagketting is correct gespannen. ­ Alleen origineel STIHL toebehoren voor deze
kettingzaag is gemonteerd. ­ Het toebehoren is correct gemonteerd.
WAARSCHUWING
In een niet-veilige staat kunnen de componen- ten niet meer correct functioneren en kunnen de veiligheidsinrichtingen worden uitgescha- keld en kan er olie weglekken. Personen kun- nen ernstig of dodelijk letsel oplopen. Met een onbeschadigde kettingzaag wer- ken. Als er brandstof uit de kettingzaag lekt: niet met de kettingzaag werken en contact opnemen met een STIHL dealer. Brandstoftankdop en olietankdop sluiten. Als de kettingzaag vuil is: kettingzaag reini- gen. Met een gemonteerde en onbeschadigde kettingvanger werken. Aan de kettingzaag geen wijzigingen aan- brengen. Uitzondering: montage van een in deze gebruiksaanwijzing aangegeven com- binatie van zaagblad en zaagketting. Als de bedieningselementen niet functione- ren: Niet met de kettingzaag werken. Alleen origineel STIHL toebehoren voor deze kettingzaag monteren. Zaagblad en zaagketting zo monteren als in deze gebruiksaanwijzing staat beschreven. Monteer toebehoren zoals in deze gebruiksaanwijzing of in de gebruiksaanwij- zing van het toebehoren beschreven staat. Geen voorwerpen in de openingen van de kettingzaag steken. Versleten of beschadigde stickers vervan- gen. Als er onduidelijkheid bestaat: contact opnemen met een STIHL dealer.
4.6.2 Zaagblad Het zaagblad verkeert in de veilige staat als aan de volgende voorwaarden is voldaan: ­ Het zaagblad is niet beschadigd. ­ Het zaagblad is niet vervormd. ­ De groef is zo diep als of dieper dan de mini-
male groefdiepte, 19.3. ­ Er bevinden zich geen bramen op de randen
van de groef. ­ De groef is niet versmald of verbreed.

6

0458-200-7621-A

4 Veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING
In een onveilige staat kan het zaagblad de zaagketting niet meer correct geleiden. De ronddraaiende zaagketting kan van het zaag- blad springen. Personen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Met een onbeschadigd zaagblad werken. Als de diepte van de groef kleiner is dan de minimale groefdiepte: zaagblad vervangen. Zaagblad wekelijks ontdoen van bramen. Als één en ander niet duidelijk is: verzoe- ken wij u contact op te nemen met een STIHL dealer.
4.6.3 Zaagketting De zaagketting verkeert in de veilige staat als aan de volgende voorwaarden is voldaan: ­ De zaagketting is niet beschadigd. ­ De zaagketting is correct aangescherpt/gesle-
pen. ­ De slijtagemarkeringen op de zaagtanden zijn
zichtbaar.
WAARSCHUWING
In een niet-veilige staat kunnen componenten niet meer correct functioneren en kunnen de veiligheidsinrichtingen zijn uitgeschakeld. Per- sonen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Met een onbeschadigde zaagketting wer- ken. Zaagketting correct aanscherpen/slijpen. Indien er onduidelijkheden bestaan: contact opnemen met een STIHL dealer.
4.7 Brandstof en tanken
WAARSCHUWING
De voor deze kettingzaag gebruikte brandstof bestaat uit een mengsel van benzine en twee- taktmotorolie. De brandstof en benzine vatten zeer gemakkelijk vlam. Als brandstof of ben- zine in contact komen met open vuur of hete voorwerpen, kunnen de brandstof of de ben- zine branden of explosies veroorzaken. Perso- nen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Bescherm de brandstof en benzine tegen hitte en vuur. Mors niet met brandstof en benzine. Als er brandstof is gemorst: verwijder de brandstof met een doek en probeer de motor pas te starten als alle onderdelen van de kettingzaag droog zijn. Niet roken.
0458-200-7621-A

Nederlands
Niet tanken in de nabijheid van vuur. Schakel de motor vóór het tanken uit en
laat deze afkoelen. Start de motor op ten minste 3 m afstand
van de plek waar getankt werd. Ingeademde brandstof- en benzinedampen
kunnen personen vergiftigen. Adem de brandstof- en benzinedampen niet
in. Tank op een goed geventileerde plaats. Tijdens de werkzaamheden of in een zeer warme omgeving loopt de temperatuur van de kettingzaag op. Afhankelijk van de soort brandstof, de hoogte, de omgevingstempera- tuur en de temperatuur van de kettingzaag zet de brandstof uit en kan overdruk in de brand- stoftank ontstaan. Als de brandstoftankdop wordt geopend, kan er brandstof naar buiten spuiten en ontbranden. De gebruiker kan ern- stig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Laat de kettingzaag afkoelen voordat de
brandstoftankdop wordt geopend. Draai de brandstoftankdop langzaam en
niet ineens open. Kleding, die in contact komt met brandstof of
benzine, is lichter ontvlambaar. Personen kun- nen ernstig of dodelijk letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Als kleding in contact komt met brandstof of
benzine: verwissel de kleding. Brandstof, benzine en tweetaktmotorolie kun-
nen schadelijk zijn voor het milieu. Mors niet met brandstof, benzine en twee-
taktmotorolie. Voer de brandstof, benzine en tweetaktmo-
torolie volgens de voorschriften en milieu- vriendelijk af. Als de brandstof, benzine of tweetaktmotorolie in contact komen met de huid of ogen, kunnen de huid of ogen geïrriteerd raken. Vermijd contact met brandstof, benzine en tweetaktmotorolie. Als contact met de huid heeft plaatsgevon- den: was de betreffende plekken op de huid met veel water en zeep. Als contact met de ogen heeft plaatsgevon- den: was de ogen ten minste 15 minuten met veel water en raadpleeg een arts. Het ontstekingssysteem van de kettingzaag genereert vonken. Vonken kunnen naar buiten treden en in een licht ontvlambare of een explosieve omgeving brand en explosies ver- oorzaken. Personen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplopen en er kan materiële schade ont- staan.
7

Nederlands
Maak gebruik van bougies die in deze handleiding staan beschreven.
Breng de bougie aan en draai deze stevig vast.
Druk de bougiestekker stevig vast. Als in de kettingzaag een brandstof wordt
getankt die werd gemengd uit ongeschikte benzine of ongeschikte tweetaktmotorolie of die een verkeerde mengverhouding van ben- zine en tweetaktmotorolie heeft, kan de ket- tingzaag worden beschadigd. Meng de brandstof zoals in deze handlei-
ding staat beschreven. Als brandstof gedurende langere tijd wordt
opgeslagen, kan het mengsel uit benzine en tweetaktmotorolie zich ontmengen of veroude- ren. Als de kettingzaag wordt getankt met ont- mengde of verouderde brandstof, kan de ket- tingzaag worden beschadigd. Voordat de kettingzaag wordt getankt:
brandstof doormengen. Gebruik een mengsel van benzine en twee-
taktmotorolie dat niet ouder is dan 30 dagen (STIHL MotoMix: 5 jaar).
4.8 Werken
4.8.1 Zagen
WAARSCHUWING
Als er buiten het werkgebied geen personen binnen gehoorafstand aanwezig zijn, kan in geval van nood geen hulp worden gevraagd. Zorg ervoor dat er personen op gehooraf- stand buiten het werkgebied aanwezig zijn.
Als de gebruiker de motor niet correct start, kan de gebruiker de controle over de ketting- zaag verliezen. De gebruiker kan hierdoor ern- stig letsel oplopen. De motor zo starten als in deze handleiding staat beschreven. Als de zaagketting de grond of voorwerpen raakt: de motor niet starten.
De gebruiker kan in bepaalde omstandighe- den niet meer geconcentreerd werken. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen, struikelen, vallen en ernstig letsel oplopen. Werk rustig en doordacht. Als de lichtomstandigheden en het zicht slecht zijn: niet met de kettingzaag werken. Kettingzaag alleen bedienen. Niet boven schouderhoogte werken. Pas op voor obstakels. Werk rechtop staand op de grond en zorg voor goed evenwicht. Als in de hoogte moet

4 Veiligheidsinstructies
worden gewerkt: een hoogwerker of een veilige steiger gebruiken. Als er vermoeidheidsverschijnselen optre- den: las een pauze in. Als de motor draait, worden uitlaatgassen geproduceerd. Ingeademde uitlaatgassen kun- nen personen vergiftigen. Uitlaatgassen niet inademen. Op een goed geventileerde plaats met de kettingzaag werken. Als er misselijkheid, hoofdpijn, gezichts- stoornissen, gehoorverlies of duizeligheid optreedt: de werkzaamheden beëindigen en contact opnemen met een arts. Als de gebruiker gehoorbeschermers draagt en de motor draait, kan de gebruiker geluiden beperkt waarnemen en inschatten. Werk rustig en doordacht. Als met de kettingzaag wordt gewerkt en de
combischakelaar in stand staat, kan de gebruiker niet met de kettingzaag goed onder controle werken. De gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen. Combischakelaar in stand plaatsen. De motor zo starten als in deze handleiding
staat beschreven. Als met een ingeschakelde kettingrem gas
wordt gegeven, kan de kettingrem worden beschadigd. Voor het zagen de kettingrem lossen. Door de ronddraaiende zaagketting kan de gebruiker snijwonden oplopen. De gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen. De ronddraaiende zaagketting niet aanra-
ken. Als de zaagketting door een voorwerp
wordt geblokkeerd: motor afzetten en ket- tingrem inschakelen. Pas dan het voorwerp dat de blokkade veroorzaakt wegnemen. De ronddraaiende zaagketting wordt warm en zet uit. Als de zaagketting niet voldoende wordt gesmeerd en nagespannen, kan de zaagketting van het zaagblad springen of bre- ken. Personen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Zaagkettingolie gebruiken. Tijdens de werkzaamheden regelmatig de spanning van de zaagketting controleren. Als de spanning van de zaagketting te laag is: de zaagketting spannen. Als de werking van de kettingzaag zich tijdens de werkzaamheden wijzigt of deze zich onge- woon gedraagt, kan de kettingzaag in een onveilige staat verkeren. Personen kunnen

8

0458-200-7621-A

4 Veiligheidsinstructies
ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. De werkzaamheden beëindigen en contact
opnemen met een STIHL dealer. Tijdens de werkzaamheden kunnen trillingen
door de kettingzaag worden gevormd. Handschoenen dragen. Neem pauzes. Als er tekenen van een verstoring van de
doorbloeding optreden: raadpleeg een arts. Als de ronddraaiende zaagketting contact
maakt met een hard voorwerp kunnen vonken ontstaan. Vonken kunnen in een makkelijk brandbare omgeving brand veroorzaken. Per- sonen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplo- pen en er kan materiële schade ontstaan. Werk niet in een makkelijk brandbare
omgeving. Als de gashendel wordt losgelaten, draait de
zaagketting nog even door. De bewegende zaagketting kan snijwonden toebrengen aan personen. Personen kunnen ernstig letsel oplopen. Wacht tot de zaagketting niet meer draait.

1

2

2

1

0000-GXX-1245-A0

WAARSCHUWING
Als hout dat onder spanning staat wordt gezaagd, kan het zaagblad worden ingeklemd. De gebruiker kan de controle over de ketting- zaag verliezen en zwaar letsel oplopen. Eerst een ontlastingszaagsnede in de druk- zijde (1) aanbrengen, vervolgens een kap- zaagsnede in de trekzijde (2) aanbrengen.
4.8.2 Van takken ontdoen
WAARSCHUWING
Als de gevelde boom eerst aan de onderzijde van alle takken wordt ontdaan kan de boom niet meer worden ondersteund door takken op de grond. Tijdens de werkzaamheden kan de boom bewegen. Personen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Grotere takken aan de onderzijde pas door- zagen als de boom op lengte is gezaagd. Niet staand op de stam werken.

Nederlands
Tijdens het van takken ontdoen kan een afge- zaagde tak naar beneden vallen. De gebruiker kan struikelen, vallen en ernstig letsel oplo- pen. Boom vanaf de voet van de stam naar de boomkruin toe van takken ontdoen.
4.8.3 Vellen
WAARSCHUWING
Ongeoefende personen kunnen de gevaren bij het vellen niet inschatten. Personen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. De gebruiker moet beschikken over rele- vante kennis van kaptechnieken en erva- ring met kapwerkzaamheden. Als er onduidelijkheden zijn: een ervaren expert raadplegen voor ondersteuning en voor het bepalen van de geschikte veltech- niek.
Tijdens het vellen kan een boom en kunnen takken op personen of voorwerpen vallen. Hoe groter vallende delen zijn, des te groter het risico is dat personen ernstig of dodelijk letsel kunnen oplopen. Het gevolg kan materiële schade zijn. Bepaal de velrichting zo dat het gebied waarin de boom valt open/vrij is. Houd buitenstaanders, kinderen en dieren buiten een afstand van een cirkel van 2,5 boomlengtes om het werkgebied. Verwijder afgebroken of dorre takken voor het vellen uit de kroon van de boom. Als afgebroken of dorre takken niet uit de kroon van de boom kunnen worden verwij- derd: een ervaren expert raadplegen voor ondersteuning en voor het bepalen van de geschikte veltechniek. Let op de boomkruin en boomkruinen van naast staande bomen en ontwijk vallende takken.
Als de boom valt, kan deze bij de stam breken of in de richting van de gebruiker terugslaan. De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel oplopen. Plan een vluchtweg zijwaarts achter de boom. Loop achterwaarts de vluchtweg in en let op de vallende boom. Loop niet achteruit hellingafwaarts.
Obstakels in het werkgebied en op de vlucht- weg kunnen de gebruiker hinderen. De gebrui- ker kan struikelen en vallen. De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel oplopen.

0458-200-7621-A

9

Nederlands
Verwijder obstakels uit het werkgebied en van de vluchtweg.
Als de breuklijst, de veiligheidsband of de borglijst wordt ingezaagd of te vroeg wordt doorgezaagd, kan de velrichting niet meer worden aangehouden of de boom kan te vroeg vallen. Personen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Zaag de breuklijst niet in of door. Zaag de veiligheidsband of borglijst als laat- ste door. Als de boom te vroeg begint te vallen: de velsnede onderbreken en op de vluchtweg terugwijken.
Als de ronddraaiende zaagketting met het bovenste kwart gedeelte van het zaagblad contact maakt met een harde velspie en snel wordt afgeremd, kan terugslag ontstaan. Per- sonen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplo- pen. Gebruik velspieën van aluminium of kunst- stof.
Als een boom niet geheel op de grond valt of in een andere boom blijft hangen, kan de gebruiker het vellen niet meer gecontroleerd voltooien. Onderbreek het vellen en trek de boom met behulp van een lier of een hiertoe geschikt voertuig naar de grond.
4.9 Reactiekrachten
4.9.1 Terugslag

4 Veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING

0000-GXX-4119-A0

Als er terugslag ontstaat kan de kettingzaag in de richting van de gebruiker omhoog worden

geslingerd. De gebruiker kan de controle over

de kettingzaag verliezen en ernstig letsel oplo-

pen of zelfs worden gedood.

De kettingzaag met beide handen vasthou-

den.

Het lichaam buiten het verlengde zwenkbe-

reik van de kettingzaag houden.

Zo werken als in deze handleiding staat

beschreven.

Niet met het bovenste kwart gedeelte van

de zaagbladneus werken.

Met een correct aangescherpte/geslepen

en correct gespannen zaagketting werken.

Een terugslaggereduceerde zaagketting

gebruiken.

Een zaagblad met een kleine zaagbladneus

gebruiken.

Met vol gas zagen.

4.9.2 In het hout trekken

0000-GXX-2732-A0 0000-GXX-1348-A0

Een terugslag kan door de volgende oorzaken ontstaan: ­ De ronddraaiende zaagketting maakt met het
bovenste kwart gedeelte van de zaagbladneus contact met een hard voorwerp en wordt snel afgeremd. ­ De ronddraaiende zaagketting is bij de zaag- bladneus ingeklemd.
De kettingrem kan een terugslag niet voorko- men.

Als met de onderzijde van het zaagblad wordt gewerkt, wordt de kettingzaag weggetrokken van de gebruiker.
WAARSCHUWING
Als de ronddraaiende zaagketting contact maakt met een hard voorwerp en snel wordt afgeremd, kan de kettingzaag plotseling met grote kracht van de gebruiker weg worden getrokken. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen en zwaar letsel oplo- pen of zelfs worden gedood.

10

0458-200-7621-A

4 Veiligheidsinstructies
De kettingzaag met beide handen vasthou- den.
Zo werken als in deze handleiding staat beschreven.
Het zaagblad recht in de zaagsnede gelei- den.
De kam correct plaatsen. Met vol gas zagen.
4.9.3 Terugstoot
Als met de bovenzijde van het zaagblad wordt gewerkt, wordt de kettingzaag naar de gebruiker toe gestoten.
WAARSCHUWING
Als de ronddraaiende zaagketting contact maakt met een hard voorwerp en snel wordt afgeremd, kan de kettingzaag plotseling met grote kracht naar de gebruiker toe worden gestoten. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen en zwaar letsel oplo- pen of zelfs worden gedood. De kettingzaag met beide handen vasthou- den. Zo werken als in deze handleiding staat beschreven. Het zaagblad recht in de zaagsnede gelei- den. Met vol gas zagen.
4.10 Vervoer
WAARSCHUWING
Tijdens het vervoer kan de kettingzaag kante- len of verschuiven. Personen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ont- staan. Schakel de motor uit. Kettingrem inschakelen. De kettingbeschermer zo over het zaagblad schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt. Kettingzaag met spanbanden, riemen of een net dusdanig beveiligen, dat hij niet kan kantelen en niet kan bewegen.

0000-GXX-1349-A0 0000-GXX-2733-A0

Nederlands

Nadat de motor heeft gedraaid, kunnen de uit- laatdemper en de motor heet zijn. De gebrui-

ker kan bij contact hiermee brandwonden

oplopen.

De kettingzaag met de rechterhand zo op

de draagbeugel dragen dat het zaagblad

naar achteren is gericht.

4.11 Opslaan

WAARSCHUWING
Kinderen kunnen de gevaren van de ketting- zaag niet herkennen en ook niet inschatten. Kinderen kunnen ernstig letsel oplopen. Motor afzetten. Kettingrem inschakelen. Kettingbeschermer zo over het zaagblad schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt. De kettingzaag buiten het bereik van kinde- ren opslaan.
De elektrische contacten op de kettingzaag en metalen onderdelen kunnen door vocht corro- deren. De kettingzaag kan worden bescha- digd. De kettingzaag schoon en droog opslaan.

4.12 Reiniging, onderhoud en repa- ratie
WAARSCHUWING
Als tijdens de reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden de motor draait, kan de zaagketting onbedoeld gaan draaien. Per- sonen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Motor afzetten. Kettingrem inschakelen.
Nadat de motor heeft gedraaid kunnen de uit- laatdemper en de motor heet zijn. Personen kunnen zich verbranden. Wachten tot de uitlaatdemper en de motor zijn afgekoeld.
Agressieve reinigingsmiddelen, het reinigen met een waterstraal of puntige voorwerpen kunnen de kettingzaag, het zaagblad en de

0458-200-7621-A

11

Nederlands
zaagketting beschadigen. Als de kettingzaag, het zaagblad of de zaagketting niet op de juiste wijze werden gereinigd, kunnen compo- nenten niet meer correct functioneren en kun- nen de veiligheidsinrichtingen zijn uitgescha- keld. Personen kunnen ernstig letsel oplopen. Kettingzaag, zaagblad en zaagketting reini-
gen zoals staat beschreven in deze hand- leiding. Als de kettingzaag niet zo wordt onderhouden of gerepareerd als staat beschreven in deze handleiding kunnen componenten niet meer correct functioneren en kunnen de veiligheids- inrichtingen zijn uitgeschakeld. Personen kun- nen ernstig of dodelijk letsel oplopen. Kettingzaag zo onderhouden of repareren als in deze handleiding staat beschreven. Als het zaagblad en de zaagketting niet zo worden onderhouden of gerepareerd als staat beschreven in deze handleiding kunnen com- ponenten mogelijk niet meer correct functione- ren en kunnen de veiligheidsinrichtingen wor- den uitgeschakeld. Personen kunnen ernstig letsel oplopen. Zaagblad en zaagketting zo onderhouden of repareren als in deze gebruiksaanwijzing staat beschreven. Tijdens de reinigings- of onderhoudswerk- zaamheden aan de zaagketting kan de gebrui- ker letsel oplopen door de scherpe zaagtan- den. De gebruiker kan letsel oplopen. Werkhandschoenen van een slijtvast mate- riaal dragen.
5 Motorzaag klaarmaken voor gebruik
5.1 Kettingzaag klaarmaken voor gebruik
Telkens voor het begin van de werkzaamheden moeten de volgende handelingen worden uitge- voerd: Controleren of de volgende delen zich in de
veilige staat bevinden: ­ Kettingzaag, 4.6.1. ­ Zaagblad, 4.6.2. ­ Zaagketting, 4.6.3. Kettingzaag reinigen, 15.1. Zaagblad en zaagketting monteren, 6.1. Zaagketting spannen, 6.2. Zaagkettingolie bijvullen, 6.3. Kettingrem controleren, 10.4. Kettingzaag tanken, 8.2. Bedieningselementen controleren, 10.5.

5 Motorzaag klaarmaken voor gebruik
Kettingsmering controleren, 10.6. Als de stappen niet kunnen worden uitge-
voerd: de kettingzaag niet gebruiken en con- tact opnemen met een STIHL dealer.
6 Motorzaag completeren
6.1 Zaagblad en zaagketting mon- teren en uitbouwen
6.1.1 Zaagblad en zaagketting monteren De combinaties van zaagblad en zaagketting die bij het kettingtandwiel passen en daarmee gemonteerd mogen worden, staan aangegeven in de technische gegevens, 20.1. Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
2 4 3 1
Moer (1) zo ver linksom draaien tot het ketting- tandwieldeksel (2) kan worden weggenomen.
Kettingtandwieldeksel (2) verwijderen. Spanbout (3) zolang linksom draaien, tot de
spanschuif (4) links tegen de behuizing ligt.

0000097415_001

0000-GXX-2954-A0

Zaagketting vervolgens in de groef van het zaagblad leggen, zodat de pijlen op de verbin- dingsschakels van de zaagketting aan de bovenzijde in de draairichting gericht zijn.

6

7

55

8

0000097416_001

12

0458-200-7621-A

6 Motorzaag completeren
Het zaagblad met de zaagketting zo op de ket- tingzaag plaatsen dat aan de volgende voor- waarden wordt voldaan: ­ De aandrijfschakels van de zaagketting val- len in de tanden van het kettingtandwiel (7). ­ De tapeinden (5) zitten in het sleufgat van het zaagblad (6). ­ De pen van de spanschuif (4) valt in het boorgat (8) van het zaagblad (6).
De stand van het zaagblad (6) speelt geen rol. De opdruk op het zaagblad (6) kan ook onderste- boven staan. Kettingrem lossen.
3 6

Nederlands Kettingtandwieldeksel (3) verwijderen.
4
5 Spanring (4) wegnemen. Draai de bout (5) los.
6 5

0000099376_001

0000098250_001

0000097417_001

4

Spanbout (3) zolang rechtsom draaien, tot de zaagketting aansluit op het zaagblad. Hierbij de aandrijfschakels van de zaagketting in de groef van het zaagblad leiden. Het zaagblad (6) en de zaagketting liggen tegen de kettingzaag.
Kettingtandwieldeksel (2) zo op de kettingzaag plaatsen, dat deze gelijkligt aan de ketting- zaag.
Moer (1) aanbrengen en vastdraaien.

6.1.2

Zaagblad en zaagketting monteren (kettingsnelspanner)

De combinaties van zaagblad en zaagketting die bij het kettingtandwiel passen en daarmee gemonteerd mogen worden, staan aangegeven in de technische gegevens, 20.1. Motor afzetten en kettingrem inschakelen.

1

3

2

Zaagblad (6) zo op de spanring (4) leggen dat beide tappen van de spanring (4) in de borin- gen van het zaagblad zitten.
De oriëntering (plaatsing) van het zaagblad (6) speelt geen rol. De opdruk op het zaagblad kan ook ondersteboven staan. Bout (5) aanbrengen en goed vastdraaien.
4
Zaagketting vervolgens in de groef van het zaagblad leggen, zodat de pijlen op de verbin- dingsschakels van de zaagketting aan de bovenzijde in de draairichting gericht zijn.
Spanring (4) tot aan de aanslag rechtsom draaien. 4 23

0000-GXX-1201-A0

0000097418_001

Greep (1) van de vleugelmoer (2) opklappen. Vleugelmoer (2) zo lang linksom draaien tot
het kettingtandwieldeksel (3) kan worden weg- genomen.
0458-200-7621-A

6 13

0000097420_001

Nederlands
Zaagblad met spanring en zaagketting zo op de kettingzaag plaatsen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: ­ De spanring (4) is naar de gebruiker gericht. ­ De aandrijfschakels van de zaagketting val- len in de tanden van het kettingtandwiel (2). ­ De kop van de bout (3) valt in het sleufgat van het zaagblad (6).
4

6 Motorzaag completeren
Spanring tot aan de aanslag rechtsom draaien. De zaagketting is ontspannen.
Zaagblad en zaagketting verwijderen. Bout van de spanring losdraaien. Spanring wegnemen.
6.2 Zaagketting spannen
6.2.1 Zaagketting spannen
Tijdens het gebruik rekt de zaagketting uit of trekt samen. De spanning van de zaagketting verandert. Tijdens de werkzaamheden moet de zaagkettingspanning regelmatig worden gecon- troleerd en moet deze zo nodig worden nage- spannen. Motor afzetten en kettingrem inschakelen.

0000097421_001 0000097422_001

Kettingrem lossen. Spanring (4) zo lang linksom draaien tot de
zaagketting tegen het zaagblad ligt. Hierbij de aandrijfschakels van de zaagketting in de groef van het zaagblad leiden. Het zaagblad en de zaagketting liggen tegen de kettingzaag. Het kettingtandwieldeksel zo op de ketting- zaag aanbrengen, dat dit gelijkligt met de ket- tingzaag. Als het kettingtandwieldeksel niet gelijkligt met de kettingzaag: het spantandwiel verdraaien en het kettingtandwieldeksel opnieuw aan- brengen. De tanden van het spantandwiel grijpen aan in de tanden van de spanring. De vleugelmoer zo lang rechtsom draaien tot het kettingtandwieldeksel stevig op de ketting- zaag is bevestigd. Greep van de vleugelmoer inklappen.
6.1.3 Zaagblad en zaagketting uitbouwen Motor afzetten en kettingrem inschakelen. Moer zo ver linksom draaien tot het ketting-
tandwieldeksel kan worden weggenomen. Neem het kettingtandwieldeksel weg. Spanbout tot aan de aanslag linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen. Zaagblad en zaagketting verwijderen.
6.1.4 Zaagblad en zaagketting demonteren (kettingsnelspanner)
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. Greep van de vleugelmoer omhoog klappen. Vleugelmoer zo lang linksom draaien tot het
kettingtandwieldeksel kan worden weggeno- men. Neem het kettingtandwieldeksel weg.

1
a
2
Moeren (1) losdraaien. Kettingrem lossen. Zaagblad bij de neus optillen en de span-
schroef (2) zo lang rechtsom of linksom draaien, tot aan de volgende voorwaarden is voldaan: ­ De afstand a in het midden van het zaag-
blad bedraagt 1 mm tot 2 mm. ­ De zaagketting kan nog met twee vingers
en met geringe krachtsinspanning over het zaagblad worden getrokken. Als er een Carving-zaagblad is gemonteerd: spanbout (2) zo lang rechtsom draaien tot de aandrijfschakels van de zaagketting aan de onderzijde van het zaagblad nog voor de helft zichtbaar zijn. Zaagblad bij de neus verder optillen en de moeren (1) vastdraaien. Als de afstand a in het midden van het zaag- blad niet 1 mm tot 2 mm bedraagt: zaagketting opnieuw spannen. Als bij een gemonteerd Carving-zaagblad de aandrijfschakels van de zaagketting aan de onderzijde van het zaagblad voor minder dan de helft zichtbaar zijn: zaagketting opnieuw spannen.

14

0458-200-7621-A

6 Motorzaag completeren

6.2.2

Zaagketting spannen (kettingsnel- spanner)

Tijdens het gebruik rekt de zaagketting uit of trekt samen. De spanning van de zaagketting verandert. Tijdens de werkzaamheden moet de zaagkettingspanning regelmatig worden gecon- troleerd en moet deze zo nodig worden nage- spannen. Motor afzetten en kettingrem inschakelen.

Nederlands
Motorzaag zo op een vlakke ondergrond plaat- sen dat de olietankdop naar boven is gericht.
Het gebied rondom de olietankdop schoonma- ken met een vochtige doek.

0000-GXX-1205-A1

2
a
1
Greep van de vleugelmoer (1) omhoog klap- pen.
Vleugelmoer (1) 2 slagen linksom draaien. De vleugelmoer (1) is losgedraaid.
Kettingrem lossen. Zaagblad bij de neus optillen en het spantand-
wiel (2) zo lang rechtsom of linksom draaien, tot aan de volgende voorwaarden is voldaan: ­ De afstand a in het midden van het zaag-
blad bedraagt 1 mm tot 2 mm. ­ De zaagketting kan nog met twee vingers
en met geringe krachtsinspanning over het zaagblad worden getrokken. Als er een Carving-zaagblad is gemonteerd: spantandwiel (2) zo lang rechtsom of linksom draaien tot de aandrijfschakels van de zaag- ketting aan de onderzijde van het zaagblad nog voor de helft zichtbaar zijn. Zaagblad bij de neus verder optillen en de vleugelmoer (1) zo lang rechtsom draaien tot het kettingtandwieldeksel stevig op de ketting- zaag is bevestigd. Als de afstand a in het midden van het zaag- blad niet 1 mm tot 2 mm bedraagt: zaagketting opnieuw spannen. Als bij een gemonteerd Carving-zaagblad de aandrijfschakels van de zaagketting aan de onderzijde van het zaagblad voor minder dan de helft zichtbaar zijn: zaagketting opnieuw spannen. Greep van de vleugelmoer (1) inklappen.
6.3 Zaagkettingolie bijvullen
De zaagkettingolie zorgt voor de smering en de koeling van de ronddraaiende zaagketting. Motor afzetten en kettingrem inschakelen.

0000097423_001

De olietankdop met een geschicht gereed- schap zo lang linksom draaien tot de olietank- dop kan worden weggenomen.
Olietankdop wegnemen. De zaagkettingolie zo bijvullen dat er geen
zaagkettingolie wordt gemorst en de olietank niet tot aan de rand wordt gevuld.
Olietankdop op de olietank plaatsen. Olietankdop met een gesschikt gereedschap
rechtsom handvast draaien. De olietank is gesloten.
6.4 Kam monteren
Als de kettingzaag van een kettingsnelspanner is voorzien, moet de kam zijn gemonteerd. Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
1 2 Kam (1) aanbrengen. Bouten (2) aanbrengen en vastdraaien. De kam (1) mag niet worden verwijderd.

0000097424_001

0000-GXX-1206-A1

0458-200-7621-A

15

Nederlands
7 Kettingrem inschakelen en lossen
7.1 Kettingrem inschakelen
De kettingzaag is uitgerust met een kettingrem. De kettingrem wordt bij een voldoende sterke terugslag automatisch ingeschakeld door de massatraagheid van de handbeschermer of kan worden ingeschakeld door de gebruiker.
Handbeschermer met de linkerhand weg van de draagbeugel duwen. De handbeschermer klikt hoorbaar vast. De kettingrem is ingeschakeld.
7.2 Kettingrem lossen

0000-GXX-2932-A0

7 Kettingrem inschakelen en lossen
JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor- olie voor om de emissiegrenswaarden gedu- rende de machinelevensduur te kunnen waarbor- gen. Controleer of het octaangetal van de benzine
ten minste 90 RON bedraagt en het alcohol- percentage van de benzine niet hoger is dan 10%. (voor Brazilië 27%). Controleer of de gebruikte tweetaktmotorolie voldoet aan de eisen. Meet afhankelijk van de gewenste hoeveel- heid brandstof de juiste hoeveelheden twee- taktmotorolie en benzine in de mengverhou- ding 1:50 af. Voorbeelden van brandstofmeng- sels: ­ 20 ml tweetaktmotorolie, 1 l benzine ­ 60 ml tweetaktmotorolie, 3 l benzine ­ 100 ml tweetaktmotorolie, 5 l benzine Vul eerst tweetaktmotorolie, dan benzine in een schone, voor brandstof geschikte jerry- can. Meng de brandstof door.
8.2 Kettingzaag tanken
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. De kettingzaag laten afkoelen. Plaats de kettingzaag zo op een vlakke onder-
grond dat de brandstoftankdop naar boven is gericht. Maak het gebied rondom de brandstoftankdop schoon met een vochtige doek.

0000-GXX-2933-A0

Handbeschermer met de linkerhand richting de gebruiker trekken. De handbeschermer klikt hoorbaar vast. De kettingrem is gelost.
8 Brandstof mengen en ket- tingzaag vullen
8.1 Brandstof mengen
De voor deze kettingzaag benodigde brandstof bestaat uit een mengsel van motorolie en ben- zine, in de mengverhouding 1:50.
STIHL adviseert de kant-en-klaar gemengde brandstof STIHL MotoMix.
Als brandstof zelf wordt gemengd, mag alleen een STIHL tweetaktmotorolie of een andere hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB,

Blijf de brandstoftankdop met een geschikt gereedschap linksom draaien totdat deze eraf kan worden gehaald.
Verwijder de brandstoftankdop.

0000097425_001

16

0458-200-7621-A

9 Motor starten en afzetten
LET OP
Brandstof kan onder inwerking van licht, zon- nestraling en extreme temperaturen sneller ontmengen of verouderen. Als ontmengde of oude brandstof wordt getankt, kan de ketting- zaag worden beschadigd. Meng de brandstof. Tank geen brandstof die langer dan 30 dagen (STIHL MotoMix: 5 jaar) is bewaard.
Tank de brandstof dusdanig dat er geen brandstof wordt gemorst en laat ten minste 15 mm tot aan de rand van de brandstof- tank vrij.

Nederlands
9.2 Motor op het starten voorberei- den
Juiste startprocedure kiezen.
2
5

0000097427_001

1

4

3

Kettingrem (2) inschakelen. Als er een hand-benzinepomp (1) beschikbaar
is: hand-benzinepomp (1) ten minste 10 keer indrukken. Gashendelblokkering (5) indrukken en inge- drukt houden. Gashendel (4) indrukken en ingedrukt houden. Combischakelaar (3) in stand plaatsen.

A

B

C

0000097426_001

Plaats de brandstoftankdop op de brandstof- tank.
Draai de brandstoftankdop met een geschikt gereedschap rechtsom en haal deze goed aan. De brandstoftank is gesloten.
9 Motor starten en afzetten
9.1 Juiste startprocedure kiezen
Wanneer moet de motor op het starten worden voorbereid?
De motor moet op het starten worden voorbe- reid, als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: ­ De motor is op omgevingstemperatuur. ­ De motor sloeg af bij de eerste keer gas
geven na het starten. ­ De motor sloeg af omdat de brandstoftank
leeg was. Motor voorbereiden op het starten, 9.2 en
vervolgens de motor starten, 9.3.
Wanneer kan de motor direct worden gestart?
De motor kan direct worden gestart als de motor minimaal 1 minuut heeft gedraaid en slechts voor een korte werkonderbreking werd afgezet. Start de motor, 9.3.

Kettingzaag op een van de 3 mogelijke manie- ren vasthouden: ­ De kettingzaag op een vlakke ondergrond plaatsen, met de linkerhand op de draag- beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de punt van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken. ­ De kettingzaag op een vlakke ondergrond plaatsen, met de linkerhand op de draag- beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de hak van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken. ­ Kettingzaag met de linkerhand op de draag- beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt en de achterste handgreep tussen de knieën of de bovenbenen klem- men.

0000-GXX-2936-A2

0458-200-7621-A

17

Nederlands
Trek de starthandgreep met de rechterhand langzaam uit tot er weerstand waarneembaar is.
Net zo lang de starthandgreep snel uittrekken en teruggeleiden tot de motor eenmalig ont- steekt en afslaat. Als de motor eerder afsloeg omdat de brandstoftank leeg was: de starthandgreep er maximaal 5 keer uit trekken.
9.3 Motor starten
Juiste startprocedure kiezen. 2 3 5

0000-GXX-2937-A1

9 Motor starten en afzetten
­ De kettingzaag op een vlakke ondergrond plaatsen, met de linkerhand op de draag- beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de punt van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken.
­ De kettingzaag op een vlakke ondergrond plaatsen, met de linkerhand op de draag- beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de hak van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken.
­ Kettingzaag met de linkerhand op de draag- beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt en de achterste handgreep tussen de knieën of de bovenbenen klem- men.

0000-GXX-2937-A1

1

4

Kettingrem (2) inschakelen. Kettingbeschermer lostrekken. Als er een hand- benzinepomp (1) beschikbaar
is: hand-benzinepomp (1) ten minste 10 keer indrukken. Gashendelblokkering (5) indrukken en inge- drukt houden. Gashendel (4) indrukken en ingedrukt houden. Combischakelaar (3) in stand plaatsen. Gashendelblokkering (5) en gashendel (4) los- laten. Combischakelaar (3) in stand plaatsen.

A

B

C

0000-GXX-2936-A2

Kettingzaag op een van de 3 mogelijke manie- ren vasthouden:

0000097428_001

Trek de starthandgreep met de rechterhand langzaam uit tot er weerstand waarneembaar is.
Trek de starthandgreep net zolang snel uit en terug totdat de motor draait.
Gashendelblokkering (5) indrukken en inge- drukt houden.
Gashendel (4) kort indrukken.
De combischakelaar (3) springt in de stand . De motor draait stationair.
LET OP
Als met een ingeschakelde kettingrem gas wordt gegeven, kan de kettingrem worden beschadigd. Voor het zagen de kettingrem lossen.
Kettingrem lossen. De kettingzaag is klaar voor gebruik.
Als de zaagketting bij stationair toerental mee- draait: storingen verhelpen. Het stationair toerental is niet correct inge- steld.
Als de motor niet start: de motor voorbereiden op het starten en vervolgens opnieuw probe- ren de motor te starten.

18

0458-200-7621-A

10 Motorzaag controleren
9.4 Motor uitschakelen
1

Nederlands

0000097429_001 0000-GXX-1217-A0

3

2
Gashendel (2) en gashendelblokkering (3) los- laten. De motor gaat stationair draaien.
Combischakelaar (1) in stand plaatsen. De motor slaat af en de combischakelaar (1)
veert terug in de stand . Als de motor niet afslaat:
Combischakelaar in stand plaatsen. De motor slaat af.
De kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. De combischakelaar is defect.
10 Motorzaag controleren
10.1 Kettingtandwiel controleren
Schakel de motor uit. Kettingrem lossen. Kettingtandwieldeksel uitbouwen. Zaagblad en zaagketting uitbouwen.

De groefdiepte van het zaagblad meten met behulp van het meetkaliber van het STIHL vij- lkaliber.
Zaagblad vervangen, als aan een van de vol- gende voorwaarden wordt voldaan: ­ Het zaagblad is beschadigd. ­ De gemeten groefdiepte is kleiner dan de minimale groefdiepte van het zaagblad, 19.3. ­ De groef van het zaagblad is versmald of verbreed.
Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken wij u contact op te nemen met een STIHL dea- ler.
10.3 Zaagketting controleren
Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
1 2

0000-GXX-1218-A0

a
Inloopsporen bij het kettingtandwiel met een STIHL vijlkaliber controleren.
Als de inloopsporen dieper zijn dan a = 0,5 mm: de kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. Het kettingtandwiel moet vervangen worden.
10.2 Zaagblad controleren
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. Zaagketting en zaagblad uitbouwen.
0458-200-7621-A

0000-GXX-1216-A0

De hoogte van de dieptebegrenzer (1) meten met behulp van het STIHL vijlkaliber (2). Het STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van de zaagketting.
Als een dieptebegrenzer (1) boven het vijlkali- ber (2) uitsteekt: dieptebegrenzer (1) afvijlen, 16.3.
1

2

3

0000-GXX-1372-A0

4
Controleren of de slijtagemarkeringen (1 tot 4) op de zaagtanden zichtbaar zijn.
19

Nederlands
Als één van de slijtagemarkeringen op een zaagtand niet zichtbaar is: de zaagketting niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer.
Met behulp van een STIHL vijlkaliber controle- ren of de aanscherphoek van de zaagtanden van 30° is aangehouden. Het STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van de zaagketting.
Als de aanscherphoek van 30° niet werd aan- gehouden: de zaagketting aanscherpen/slij- pen.
Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken wij u contact op te nemen met een STIHL dea- ler.
10.4 Kettingrem controleren
Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
WAARSCHUWING
De zaagtanden van de zaagketting zijn scherp. De gebruiker kan zich verwonden. Werkhandschoenen van een slijtvast mate- riaal dragen.
Proberen, de zaagketting met de hand over het zaagblad te trekken. Als de zaagketting niet met de hand over het zaagblad kan worden getrokken werkt de ket- tingrem.
Als de zaagketting met de hand over het zaag- blad kan worden getrokken: de kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. De kettingrem is defect.
10.5 Bedieningselementen controle- ren
Gashendelblokkering en gashendel Motor afzetten en kettingrem inschakelen. Proberen de gashendel in te drukken, zonder
de gashendelblokkering in te drukken. Als de gashendel kan worden ingedrukt: de
kettingzaag niet gebruiken en contact opne- men met een STIHL dealer. De gashendelblokkering is defect. Gashendelblokkering indrukken en ingedrukt houden. Gashendel indrukken en weer loslaten. Als de gashendel stroef beweegt of niet terug- veert in de uitgangsstand: de kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. De gashendel is defect.

11 Met de motorzaag werken
Motor afzetten Motor starten. Combischakelaar in stand plaatsen.
De motor slaat af en de combischakelaar veert terug in de stand . Als de motor niet afslaat: Combischakelaar in stand plaatsen.
De motor slaat af. De kettingzaag niet gebruiken en contact
opnemen met een STIHL dealer. De combischakelaar is defect.
10.6 Kettingsmering controleren
Motor starten en kettingrem lossen. Zaagblad op een lichtgekleurd oppervlak rich-
ten. Gas geven.
Zaagkettingolie wordt weggeslingerd en is her- kenbaar op het lichtgekleurde oppervlak. De kettingsmering functioneert. Als er geen weggeslingerde zaagkettingolie zichtbaar is: Motor afzetten. Zaagkettingolie bijvullen. Kettingsmering opnieuw controleren. Als er nog steeds geen zaagkettingolie op
het lichtgekleurde oppervlak zichtbaar is: de kettingzaag niet gebruiken en contact opne- men met een STIHL dealer. De kettingsme- ring is defect.
11 Met de motorzaag werken
11.1 Kettingzaag vasthouden en bedienen
De kettingzaag zo met de linkerhand op de draagbeugel en de rechterhand op de bedie- ningshandgreep vasthouden en bedienen, dat de duim van de linkerhand om de draagbeugel en de duim van de rechterhand om de bedie- ningshandgreep valt.

0000-GXX-2948-A1

20

0458-200-7621-A

11 Met de motorzaag werken
11.2 Zagen
WAARSCHUWING
Als er een terugslag optreedt kan de ketting- zaag naar boven in de richting van de gebrui- ker worden geslingerd. De gebruiker kan ern- stig of dodelijk letsel oplopen. Met vol gas zagen. Niet met het bovenste kwart gedeelte van de zaagbladneus zagen.
Zaagblad met vol gas zo in de zaagsnede geleiden dat het zaagblad niet scheef wordt gedrukt.

Nederlands

1

2

2

1

0000-GXX-1245-A0

Als de tak onder spanning staat: ontlastings- snede (1) in de drukzijde zagen en vervolgens vanaf de trekzijde met een zaagsnede (2) doorzagen.
11.4 Vellen
11.4.1 Velrichting en vluchtwegen vastleggen Velrichting zo bepalen dat het gebied waarin
de boom valt open/vrij is.

0000-GXX-2949-A1

0000-GXX-1246-A0

Kam tegen het hout plaatsen en als draaipunt gebruiken.
Zaagblad volledig zo door het hout geleiden, dat de kam altijd weer opnieuw tegen het hout wordt geplaatst.
Aan het einde van de zaagsnede het gewicht van de kettingzaag opvangen.
11.3 Snoeien
Kettingzaag op de stam laten rusten. Zaagblad met vol gas met een hefboombewe-
ging tegen de tak drukken. Tak met de bovenzijde van het zaagblad door-
zagen.

0000-GXX-2950-A1

B

B

Vluchtweg (B) zo bepalen dat aan de vol- gende voorwaarden wordt voldaan: ­ De vluchtweg (B) ligt in een hoek van 45° ten opzichte van de velrichting (A). ­ Op de vluchtweg (B) bevinden zich geen obstakels. ­ De boomkruin kan in het oog worden gehouden. ­ Als de vluchtweg (B) op een helling ligt moet de vluchtweg (B) evenwijdig aan de helling lopen.

11.4.2 Werkgebied bij de stam voorbereiden Obstakels in het werkgebied op de stam ver-
wijderen. Begroeiing op de stam verwijderen.

0000-GXX-1247-A0

0458-200-7621-A

21

Nederlands
Als de stam grote, gezonde worteluitlopers heeft: de worteluitlopers eerst loodrecht en vervolgens horizontaal inzagen en vervolgens verwijderen.
11.4.3 Basisbeginselen voor de velsnede

11 Met de motorzaag werken
Horizontale zoolzaagsnede inzagen. De schuine daksnede in een hoek van 45° ten
opzichte van de horizontale zoolzaagsnede inzagen.

0000-GXX-1250-A1

C

E

C

1/10

Ø

G

0000-GXX-1251-A1

C Valkerf De valkerf bepaalt de velrichting.
NL Breuklijst De breuklijst geleidt de boom als een schar- nier naar de grond. De breuklijst is 1/10 van de stamdiameter breed.
E Velsnede Door middel van de velsnede wordt de stam doorgezaagd. De velsnede ligt 1/10 van de stamdiameter (minimaal 3 cm) boven de zool van de valkerf.
F Veiligheidsband De veiligheidsband steunt de boom en voor- komt voortijdig omvallen. De veiligheidsband is 1/10 tot 1/5 van de stamdiameter breed.
G Borglijst De borglijst steunt de boom en voorkomt voortijdig omvallen. De borglijst is 1/10 tot 1/5 van de stamdiameter breed.
11.4.4 Valkerf inzagen
De valkerf bepaalt de richting waarin de boom valt. De nationale richtlijnen voor het aanbrengen van de valkerf moeten worden aangehouden.
1

0000097446_001

Kettingzaag zo uitlijnen dat de valkerf haaks ten opzichte van de velrichting staat en de ket- tingzaag dicht bij de grond is.
De velrichting met de vellijst (1) controleren.
22

Als het hout gezond en langdradig is: splin- tsneden zo inzagen, dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: ­ De spintsneden zijn aan beide zijden gelijk. ­ De spintsneden bevinden zich ter hoogte van de valkerfzool. ­ De spintsneden zijn 1/10 van de stamdia- meter breed. De stam scheurt niet open als de boom valt.
11.4.5 Insteken
Het insteken is een werktechniek die voor het vellen noodzakelijk is.

  1. 3. 2.
    Het zaagblad met de onderzijde van de zaag- bladneus en vol gas aanbrengen.
    Zo ver inzagen, dat de zaagsnede tweemaal zo diep is als de breedte van het zaagblad.
    In de insteekstand zwenken. Zaagblad insteken.
    11.4.6 Geschikte velsnede kiezen Het kiezen van de juiste velsnede hangt van de volgende omstandigheden af: ­ de natuurlijke hoek waaronder de boom staat ­ de takvorming van de boom ­ beschadigingen aan de boom ­ de gezondheidstoestand van de boom ­ indien er sneeuw op de boom ligt: de sneeuw-
    belasting ­ de hellingrichting ­ de windrichting en de windsnelheid ­ aanwezige naast staande bomen
    0458-200-7621-A

0000-GXX-1252-A0

11 Met de motorzaag werken
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de ver- schillende ontwikkelingen van deze omstandig- heden. In deze handleiding worden slechts 2 ontwikkelingen beschreven.

Nederlands
3.

0000-GXX-1253-A0 0000-GXX-1255-A0

1

2

1 Normale boom Een normale boom staat rechtop en heeft een gelijkmatige boomkruin.
2 Overhangende boom Een overhangende boom staat schuin en heeft een boomkruin die in de velrichting is gericht.
11.4.7 Normale boom met kleine stamdiame- ter vellen
Een normale boom wordt geveld door middel van een velsnede met veiligheidsband. Deze vel- snede moet worden uitgevoerd als de stamdia- meter kleiner is dan de werkelijke zaagblad- lengte van de motorzaag. Waarschuwing roepen.
1. 2.

Velwig aanbrengen. De velwig moet bij de stamdiameter en de breedte van de velsnede passen.
Waarschuwing roepen. Veiligheidsband met uitgestrekte armen, van
buitenaf en horizontaal in het vlak van de vel- snede doorzagen. De boom valt.
11.4.8 Normale boom met grote stamdiame- ter vellen
Een normale boom wordt geveld door middel van een velsnede met veiligheidsband. Deze vel- snede moet worden uitgevoerd als de stamdia- meter groter is dan de werkelijke zaagbladlengte van de motorzaag. Waarschuwing roepen.

0000-GXX-1254-A0 0000-GXX-1256-A0

Het zaagblad insteken in de velsnede tot dit aan de andere zijde van de stam weer zicht- baar is, 11.4.5.
De kam achter de breuklijst plaatsen en als draaipunt gebruiken.
De velsnede maken in de richting van de breuklijst.
De velsnede maken in de richting van de vei- ligheidsband.

Kam ter hoogte van de velsnede aanbrengen en als draaipunt gebruiken.
Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden en zo ver mogelijk zwenken.
De velsnede maken in de richting van de breuklijst.
De velsnede maken in de richting van de vei- ligheidsband.
Wisselen naar de tegenoverliggende zijde van de stam.
Zaagblad in hetzelfde vlak in de velsnede ste- ken.
De velsnede maken in de richting van de breuklijst.
De velsnede maken in de richting van de vei- ligheidsband.

0458-200-7621-A

23

Nederlands
6.

0000-GXX-1257-A0

Velwig aanbrengen. De velwig moet bij de stamdiameter en de breedte van de velsnede passen.
Waarschuwing roepen. Veiligheidsband met uitgestrekte armen, van
buitenaf en horizontaal in het vlak van de vel- snede doorzagen. De boom valt.
11.4.9 Overhangende boom met kleine stam- diameter vellen
Een overhangende boom wordt door middel van een velsnede met borglijst geveld. Deze vel- snede moet worden uitgevoerd als de stamdia- meter kleiner is dan de werkelijke zaagblad- lengte van de motorzaag. Waarschuwing roepen.

0000-GXX-1258-A0

Het zaagblad insteken in de velsnede tot dit aan de andere zijde van de stam weer zicht- baar is, 11.4.5.
De velsnede maken in de richting van de breuklijst.
De velsnede maken in de richting van de borg- lijst.

11 Met de motorzaag werken
De borglijst met uitgestrekte armen van bui- tenaf en schuin van boven doorzagen. De boom valt.
11.4.10 Overhangende boom met grote stam- diameter vellen
Een overhangende boom wordt geveld door mid- del van een velsnede met borglijst. Deze vel- snede moet worden uitgevoerd als de stamdia- meter groter is dan de werkelijke zaagbladlengte van de motorzaag. Waarschuwing roepen.

0000-GXX-1260-A0

Kam ter hoogte van de velsnede achter de borglijst aanbrengen en als draaipunt gebrui- ken.
Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden en zo ver mogelijk zwenken.
De velsnede maken in de richting van de breuklijst.
De velsnede maken in de richting van de borg- lijst.
Wisselen naar de tegenoverliggende zijde van de stam.
Kam ter hoogte van de velsnede achter de breuklijst aanbrengen en als draaipunt gebrui- ken.
Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden en zo ver mogelijk zwenken.
De velsnede maken in de richting van de breuklijst.
De velsnede maken in de richting van de borg- lijst.

0000-GXX-1261-A0

0000-GXX-1259-A0

Waarschuwing roepen. 24

Waarschuwing roepen. 0458-200-7621-A

12 Na de werkzaamheden
De borglijst met uitgestrekte armen van bui- tenaf en schuin van boven doorzagen. De boom valt.
12 Na de werkzaamheden
12.1 Na het werk
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. De kettingzaag laten afkoelen. Als de kettingzaag nat is: de kettingzaag laten
drogen. Kettingzaag reinigen. Luchtfilter reinigen. Zaagblad en zaagketting reinigen. De moeren op het kettingtandwieldeksel los-
draaien. Spanbout 2 slagen linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen. De moeren op het kettingtandwieldeksel vast-
draaien. De kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
Kettingsnelspanner Motor afzetten en kettingrem inschakelen. De kettingzaag laten afkoelen. Als de kettingzaag nat is: de kettingzaag laten
drogen. Kettingzaag reinigen. Luchtfilter reinigen. Zaagblad en zaagketting reinigen. Vleugelmoer losdraaien. Spantandwiel 2 slagen linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen. Vleugelmoer vastdraaien. De kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
13 Vervoeren
13.1 Kettingzaag vervoeren
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. De kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
Kettingzaag dragen Kettingzaag met de rechterhand zo op de
draagbeugel dragen dat het zaagblad naar achteren is gericht.
Kettingzaag in een voertuig vervoeren Borg de kettingzaag zo dat deze niet kan kan-
telen en verschuiven.
0458-200-7621-A

Nederlands
14 Opslaan
14.1 Kettingzaag opslaan
Zet de motor af en schakel de kettingrem in. Schuif de kettingbeschermer zo over het zaag-
blad dat deze het gehele zaagblad afdekt. Berg de kettingzaag zo op dat aan de vol-
gende voorwaarden wordt voldaan: ­ De kettingzaag bevindt zich buiten het
bereik van kinderen. ­ De kettingzaag is schoon en droog. Indien de kettingzaag langer dan 30 dagen wordt opgeborgen: Bouw het zaagblad en de zaagketting uit. Open de brandstoftankdop. Leeg de brandstoftank. Sluit de brandstoftank. Als er een hand-benzinepomp beschikbaar
is: hand-benzinepomp ten minste 5 keer indrukken, voordat de motor wordt gestart. Start de motor en laat deze net zo lang sta- tionair draaien tot de motor afslaat.
15 Reinigen
15.1 Kettingzaag reinigen
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. De kettingzaag laten afkoelen. Kettingzaag met een vochtige doek of
STIHL harsoplosmiddel reinigen. De ventilatiesleuven met een kwast reinigen.
1 1
1 2
Kapsluitingen (1) zo ver linksom draaien tot de kap (2) kan worden verwijderd.
Kap (2) wegnemen. Kettingtandwieldeksel uitbouwen. Cilinderribben en binnenzijde van de kap reini-
gen met behulp van een kwast, een vochtige doek of STIHL harsoplosmiddel. Gebied rondom het kettingtandwiel met een vochtige doek of STIHL harsoplosmiddel reini- gen. Kap (2) aanbrengen. Kapsluitingen (1) rechtsom draaien en stevig aandraaien. De kap (2) is gesloten. Kettingtandwieldeksel monteren.
25

0000097430_001

Nederlands
15.2 Zaagblad en zaagketting reini- gen
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
1
3

0000097431_001

2

3

Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en groef (3) met een kwast, een zachte borstel of STIHL harsoplosmiddel reinigen.
Zaagketting met een kwast, een zachte borstel of STIHL harsoplosmiddel reinigen.
Zaagblad en zaagketting monteren.
15.3 Luchtfilter reinigen
Motor afzetten en kettingrem inschakelen.

5 6

15 Reinigen 7
4

0000097433_001

3
De filterplaat (5) in het filterframe (6) plaatsen. De haak (7) erin hangen en het luchtfilter (4)
zodanig plaatsen dat de borgnok (3) hoorbaar vastklikt. Kap (2) aanbrengen. Kapsluitingen (1) rechtsom draaien en stevig aandraaien. De kap (2) is gesloten.
15.4 Bougie reinigen
Motor afzetten en kettingrem inschakelen. De kettingzaag laten afkoelen.

1

3

1 1
1 2
Kapsluitingen (1) zo ver linksom draaien tot de kap (2) kan worden verwijderd.
Kap (2) wegnemen. 5
6
4

0000097430_001

21
1
Kapsluitingen (1) zo ver linksom draaien tot de kap (2) kan worden verwijderd.
Kap (2) wegnemen. Bougiestekker (3) lostrekken. Als het gebied rondom de bougie is vervuild:
het gebied rondom de bougie schoonmaken met een doek. De bougie losdraaien. De bougie schoonmaken met een doek. Als de bougie is gecorrodeerd: bougie vervan- gen.

0000097434_001

0000097432_001

0000097435_001

3
De borgnok (3) naar voren trekken en het luchtfilter (4) wegnemen.
De filterplaat (5) uit het filterframe (6) halen. De filterplaat (5) uitkloppen. Als het luchtfilter (4) is beschadigd: luchtfilter
(4) vervangen. De filterplaat (5) en het filterframe (6) vanaf de
schone kant met perslucht schoon blazen.

3
Breng de bougie aan en draai deze stevig vast.
Bougiestekker (3) stevig aandrukken.

26

0458-200-7621-A

16 Onderhoud
Kap (2) aanbrengen. Kapsluitingen (1) rechtsom draaien en stevig
aandraaien. De kap (2) is gesloten.
16 Onderhoud
16.1 Onderhoudsintervallen
Onderhoudsintervallen zijn afhankelijk van de omgevings- en werkomstandigheden. STIHL adviseert de volgende onderhoudsinter- vallen:
Kettingrem De kettingrem met de volgende intervallen
door een STIHL dealer laten onderhouden: ­ Continu gebruik: elk kwartaal ­ Periodiek gebruik: halfjaarlijks ­ Incidenteel gebruik: jaarlijks
Elke 100 bedrijfsuren Bougie vervangen.
Wekelijks Kettingtandwiel controleren. Zaagblad controleren en ontbramen. Zaagketting controleren en aanscherpen/slij-
pen.
Maandelijks Olietank door een STIHL dealer laten reinigen. Laat de brandstoftank door een STIHL dealer
reinigen. Aanzuigmond in de brandstoftank door
een STIHL dealer laten reinigen.
Jaarlijks Laat de aanzuigmond in de brandstoftank door
een STIHL dealer vervangen.
16.2 Bramen verwijderen van zaag- blad
Aan de buitenzijde van het zaagblad kan een braam worden gevormd. Braam met behulp van een platte vijl of een
STIHL zaagbladrichter verwijderen. Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea- ler.
16.3 Zaagketting slijpen
Het vraagt veel oefening zaagkettingen correct aan te scherpen/slijpen.
STIHL vijlen, STIHL vijlhouders, STIHL slijpappa- raten en de brochure “STIHL zaagkettingen aan- scherpen/slijpen” helpen om de zaagketting cor- rect aan te scherpen/slijpen. De brochure is via

Nederlands www.stihl.com/sharpening-brochure beschik- baar. STIHL adviseert de zaagkettingen door een STIHL dealer te laten aanscherpen/slijpen.
WAARSCHUWING De zaagtanden van de zaagketting zijn
scherp. De gebruiker kan zich verwonden. Werkhandschoenen van een slijtvast mate-
riaal dragen.
Elke zaagtand met behulp van een ronde vijl zo vijlen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: ­ De ronde vijl past bij de steek van de zaag- ketting. ­ De ronde vijl wordt van binnen naar buiten geleid. ­ De ronde vijl wordt haaks ten opzichte van het zaagblad gehouden. ­ De aanscherphoek van 30° wordt aange- houden.
Dieptebegrenzer met behulp van een vlakke vijl zo vijlen dat deze gelijkligt met het STIHL vijlkaliber en evenwijdig aan de slijtage- markering. Het STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van de zaagketting.
Als er onduidelijkheden zijn: contact opnemen met een STIHL dealer.

0000-GXX-1220-A1

0000-GXX-1219-A0

0458-200-7621-A

27

Nederlands

17 Repareren

17 Repareren
17.1 Kettingzaag, zaagblad en zaagketting repareren

zaagblad of de zaagketting niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer.

De gebruiker kan de kettingzaag, het zaagblad en zaagketting niet zelf repareren. Als de kettingzaag, het zaagblad of de zaag-
ketting zijn beschadigd: de kettingzaag, het
18 Storingen opheffen

18.1 Storingen aan de kettingzaag opheffen

De meeste storingen hebben dezelfde oorzaken. Neem de volgende maatregelen:
Luchtfilter reinigen. Bougie reinigen of vervangen. Stationair toerental instellen. Als de storing aanhoudt: neem maatregelen uit de volgende tabel.

Storing

Oorzaak

Oplossing

Motor kan niet wor- den gestart.

De brandstoftank bevat onvoldoende brandstof.

Brandstof mengen en de kettingzaag bijvullen.

De motor is “verzo- Verbrandingskamer ventileren. pen”.

De carburateur is te heet.

De kettingzaag laten afkoelen. Als er een hand-benzinepomp beschikbaar is: hand-
benzinepomp ten minste 10-maal indrukken, voordat de motor wordt gestart.

IJsvorming in de car- Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C. burateur.

De motor draait onre- IJsvorming in de car- Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C. gelmatig bij stationair burateur. toerental.

De motor slaat bij IJsvorming in de car- Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C. stationair toerental af. burateur.

De motor neemt slecht op.

De zaagketting is te Zaagketting correct spannen. strak gespannen.

De zaagketting komt niet op gang als gas wordt gegeven.

De kettingrem is ingeschakeld. De zaagketting is te strak gespannen.

Kettingrem lossen. Zaagketting correct spannen.

Het neustandwiel van Het neustandwiel van het zaagblad met STIHL harso-

het zaagblad is

plosmiddel reinigen.

geblokkeerd.

De motor bereikt het De uitlaatdemper is maximale vermogen vervuild. niet.

Neem contact op met een STIHL dealer.

Tijdens de werk-

De zaagketting is niet Zaagketting correct aanscherpen/slijpen.

zaamheden wordt correct aangescherpt/

rook gevormd of er is geslepen.

een brandlucht aan- wezig.

In de olietank zit te weinig zaagketting-

Zaagkettingolie bijvullen.

olie.

De zaagketting is te Zaagketting correct spannen. strak gespannen.

28

0458-200-7621-A

19 Technische gegevens

Nederlands

Storing

Oorzaak

Oplossing

De kettingzaag wordt De werking laten toelichten en oefenen. niet correct gebruikt.

18.2 Stationair toerental instellen

De bougie drogen.

De motor slaat bij stationair toerental af Motor starten en kettingrem lossen. Draai de motor ca. 1 minuut warm door steeds
gas te geven. Als de motor nog steeds bij stationair toerental
afslaat: Aanslagschroef stationair toerental LA 1/2 slag rechtsom draaien en de motor opnieuw starten. Aanslagschroef stationair toerental LA rechtsom draaien tot de zaagketting mee begint te draaien. Aanslagschroef stationair toerental LA 1 slag linksom draaien.
De zaagketting draait bij stationair toerental con- tinu mee Motor starten en kettingrem lossen. Draai de motor ca. 1 minuut warm door steeds
gas te geven. Aanslagschroef stationair toerental LA linksom
draaien tot de zaagketting stil blijft staan. Aanslagschroef stationair toerental LA 1 slag
linksom draaien.
18.3 Verbrandingskamer ventileren
Schakel de kettingrem in.

1

3

21

1

0000097434_001

Kapsluitingen (1) zo ver linksom draaien tot de kap (2) kan worden verwijderd.
Kap (2) wegnemen. Bougiestekker (3) lostrekken. De bougie losdraaien.
0458-200-7621-A

0000097436_001

WAARSCHUWING Als bij een losgetrokken bougiestekker de
starthandgreep wordt uitgetrokken, kunnen vonken ontsnappen. Vonken kunnen in een makkelijk brandbare of explosieve omgeving brand of een explosie veroorzaken. Personen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. Combischakelaar in stand plaatsen en
vasthouden, voordat de starthandgreep eruit wordt getrokken. Combischakelaar in stand plaatsen en vasthouden. Starthandgreep meerdere malen eruit trekken en laten vieren. De verbrandingskamer is geventileerd. Breng de bougie aan en draai deze stevig vast.
3
Bougiestekker (3) stevig aandrukken. Kap (2) aanbrengen. Kapsluitingen (1) rechtsom draaien en stevig
aandraaien. De kap (2) is gesloten.
19 Technische gegevens
19.1 Kettingzaag STIHL MS 162, MS 172
MS 162 ­ Cilinderinhoud: 30,1 cm³ ­ Vermogen volgens ISO 7293: 1,3 kW (1,8 pk) ­ Stationair toerental volgens ISO 11681:
3000 ± 50 min-1 ­ Goedgekeurde bougies: NGK CMR6H van
STIHL, STIHL ZK C 10 ­ Elektrodeafstand van de bougie: 0,5 mm
29

0000097435_001

Nederlands
­ Gewicht bij lege brandstoftank, lege olietank, zonder zaagblad en zonder zaagketting: 4,5 kg
­ Maximale inhoud brandstoftank: 396 cm³ (0,396 l)
­ Maximale olietankinhoud: 280 cm³ (0,28 l)
MS 162 (alleen EU) ­ Cilinderinhoud: 30,1 cm³ ­ Vermogen volgens ISO 7293: 1,2 kW (1,6 pk) ­ Stationair toerental volgens ISO 11681:
3000 ± 50 min-1 ­ Goedgekeurde bougies: NGK CMR6H van
STIHL, STIHL ZK C 10 ­ Elektrodeafstand van de bougie: 0,5 mm ­ Gewicht bij lege brandstoftank, lege olietank,
zonder zaagblad en zonder zaagketting: ­ MS 162: 4,5 kg ­ MS 162 C: 4,8 kg ­ Maximale inhoud brandstoftank: 396 cm³ (0,396 l) ­ Maximale olietankinhoud: 280 cm³ (0,28 l)
MS 172 ­ Cilinderinhoud: 31,8 cm³ ­ Vermogen volgens ISO 7293: 1,5 kW (2,0 pk) ­ Stationair toerental volgens ISO 11681:
3000 ± 50 min-1 ­ Goedgekeurde bougies: NGK CMR6H van
STIHL, STIHL ZK C 10 ­ Elektrodeafstand van de bougie: 0,5 mm ­ Gewicht bij lege brandstoftank, lege olietank,
zonder zaagblad en zonder zaagketting: ­ MS 172: 4,5 kg ­ MS 172 C: 4,8 kg ­ Maximale inhoud brandstoftank: 396 cm³ (0,396 l) ­ Maximale olietankinhoud: 280 cm³ (0,28 l)
MS 172 (alleen EU) ­ Cilinderinhoud: 31,8 cm³ ­ Vermogen volgens ISO 7293: 1,4 kW (1,9 pk) ­ Stationair toerental volgens ISO 11681:
3000 ± 50 min-1 ­ Goedgekeurde bougies: NGK CMR6H van
STIHL, STIHL ZK C 10 ­ Elektrodeafstand van de bougie: 0,5 mm ­ Gewicht bij lege brandstoftank, lege olietank,
zonder zaagblad en zonder zaagketting: ­ MS 172: 4,5 kg ­ MS 172 C: 4,8 kg ­ Maximale inhoud brandstoftank: 396 cm³ (0,396 l) ­ Maximale olietankinhoud: 280 cm³ (0,28 l)
30

19 Technische gegevens
19.2 Kettingtandwielen en ketting- snelheden
De volgende kettingtandwielen kunnen worden gemonteerd: ­ 6-tands voor 3/8″ P
­ Maximale kettingsnelheid volgens ISO 11681: 24,8 m/s
­ Kettingsnelheid bij maximaal vermogen: 18,6 m/s
­ 8-tands voor 1/4″ ­ Maximale kettingsnelheid volgens ISO 11681: 23,6 m/s ­ Kettingsnelheid bij maximaal vermogen: 16,9 m/s
19.3 Minimale groefdiepte van de zaagbladen
De minimale groefdiepte is afhankelijk van de steek van het zaagblad. ­ 3/8″ P: 5 mm
19.4 Geluids- en trillingswaarden
MS 162 ­ Geluidsdrukniveau Lpeq gemeten volgens
ISO 22868: 100 dB(A). De K-waarde voor het geluiddrukniveau bedraagt 2 dB(A). ­ Geluidvermogensniveau Lw gemeten volgens ISO 22868: 110 dB(A). De K-waarde voor het geluidvermogensniveau bedraagt 2 dB(A). ­ Trillingswaarde ahv,eq gemeten volgens ISO 22867: ­ Draagbeugel: 3,7 m/s². De K-waarde voor
de trillingswaarde bedraagt 2 m/s². ­ Bedieningshandgreep: 3,7 m/s². De K-
waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².
MS 162 (alleen EU) ­ Geluidsdrukniveau Lpeq gemeten volgens
ISO 22868: 100 dB(A). De K-waarde voor het geluiddrukniveau bedraagt 2 dB(A). ­ Geluidvermogensniveau Lw gemeten volgens ISO 22868: 113 dB(A). De K-waarde voor het geluidsvermogenniveau bedraagt 2 dB(A). ­ MS 162 Trillingswaarde ahv, eq gemeten vol- gens ISO 22867: ­ Draagbeugel: 3,2 m/s². De K-waarde voor
de trillingswaarde bedraagt 2 m/s². ­ Bedieningshandgreep: 3,0 m/s². De K-
waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s². ­ MS 162 C Trillingswaarde ahv, eq gemeten vol- gens ISO 22867:
0458-200-7621-A

20 Combinaties van zaagbladen en zaagkettingen

Nederlands

­ Draagbeugel: 3,6 m/s². De K-waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².

­ MS 172 C Trillingswaarde ahv, eq gemeten vol- gens ISO 22867:

­ Bedieningshandgreep: 3,0 m/s². De Kwaarde voor de trillingswaarde bedraagt

­ Draagbeugel: 3,2 m/s². De K-waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².

2 m/s².

­ Bedieningshandgreep: 3,2 m/s². De K-

MS 172 ­ Geluidsdrukniveau Lpeq gemeten volgens
ISO 22868: 100 dB(A). De K-waarde voor het

waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².
Informatie over het voldoen aan de EG-richtlijn

geluiddrukniveau bedraagt 2 dB(A).

2002/44/EG inzake trillingen is op

­ Geluidvermogensniveau Lw gemeten volgens

www.stihl.com/vib aangegeven.

ISO 22868: 110 dB(A). De K-waarde voor het geluidsvermogenniveau bedraagt 2 dB(A).

19.5 REACH

­ MS 172 Trillingswaarde ahv, eq gemeten vol- gens ISO 22867:

REACH staat voor een EG voorschrift voor de registratie, classificatie en vrijgave van chemica-

­ Draagbeugel: 3,0 m/s². De K-waarde voor

liën.

de trillingswaarde bedraagt 2 m/s². ­ Bedieningshandgreep: 3,4 m/s². De K-
waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².

Informatie met betrekking tot het voldoen aan het REACH-voorschrift is onder www.stihl.com/reach weergegeven.

­ MS 172 C Trillingswaarde ahv, eq gemeten vol- 19.6 Uitlaatgasemissiewaarde

gens ISO 22867:
­ Draagbeugel: 3,0 m/s². De K-waarde voor de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².
­ Bedieningshandgreep: 3,4 m/s². De Kwaarde voor de trillingswaarde bedraagt

De in de EU-typegoedkeuringsprocedure geme- ten CO2-waarde staat weergegeven bij de voor het product specifieke technische gegevens bij www.stihl.com/co2.

2 m/s².

De gemeten CO2-waarde werd op een represen-

MS 172 (alleen EU) ­ Geluidsdrukniveau Lpeq gemeten volgens
ISO 22868: 101 dB(A). De K-waarde voor het geluiddrukniveau bedraagt 2 dB(A). ­ Geluidvermogensniveau Lw gemeten volgens ISO 22868: 114 dB(A). De K-waarde voor het geluidsvermogenniveau bedraagt 2 dB(A). ­ MS 172 Trillingswaarde ahv, eq gemeten vol- gens ISO 22867: ­ Draagbeugel: 3,5 m/s². De K-waarde voor

tatieve motor volgens een genormeerde testpro- cedure onder laboratoriumomstandigheden bepaald en vormt geen uitdrukkelijke of impli- ciete garantie van het vermogen van een bepaalde motor.
Door het in deze handleiding beschreven gebruik conform de voorschriften en onderhoud, wordt aan de geldende uitlaatgasemissie-eisen vol- daan. Bij modificaties aan de motor vervalt de typegoedkeuring.

de trillingswaarde bedraagt 2 m/s².

­ Bedieningshandgreep: 3,2 m/s². De K-

waarde voor de trillingswaarde bedraagt

2 m/s².

20 Combinaties van zaagbladen en zaagkettingen

20.1 Kettingzaag STIHL MS 162, MS 172

MS 162

Steek 3/8″ P

Dikte aan- Lengte drijfschakel/ groefbreedte

1,1 mm

30 cm

Zaagblad

Aantal tan- den neus- tandwiel

Light

7

Rolloma-

tic E Mini / Light

7

01

Aantal aan- zaagketting drijfschakels

44

61 PMM3 (type 3610)

0458-200-7621-A

31

Nederlands

20 Combinaties van zaagbladen en zaagkettingen

Steek

Dikte aan- Lengte drijfschakel/ groefbreedte

Zaagblad

Aantal tan- den neus- tandwiel

Aantal aan- zaagketting drijfschakels

Rollomatic E Mini Light / Light P01

Light

Rolloma-

35 cm

tic E Mini / Light 01

7

50

Rollomatic E Mini Light / Light P01

7

Light

40 cm

Rolloma-

55

tic E Mini /

7

Light 01

1/4″

1,3 mm

30 cm

carving

64

13 RMS (type 3661)

De zaaglengte van een zaagblad is afhankelijk van de gebruikte kettingzaag en zaagketting. De wer- kelijke zaaglengte van een zaagblad kan kleiner zijn dan de vermelde lengte.

MS 172

Steek 3/8″ P 1/4″

Dikte aan- Lengte drijfschakel/ groefbreedte
30 cm

1,1 mm

35 cm

40 cm

30 cm

1,3 mm

35 cm

40 cm

Zaagblad

Aantal tan- den neus- tandwiel

Rolloma- tic E Mini /
Light 01

Rollomatic E Mini Light / Light P01

Rolloma-

tic E Mini /

7

Light 01

Rollomatic E Mini Light / Light P01

Rolloma- tic E Mini /
Light 01

Rollomatic E/ Light 04

Rolloma- tic E Light/ Light P04

Rollomatic E/ Light 04

Rolloma-

9

tic E Light/

Light P04

Rollomatic E/ Light 04

Rolloma- tic E Light/ Light P04

1,3 mm

30 cm

carving

Aantal aan- zaagketting drijfschakels

44

61 PMM3 (type

50

55

44

63 PM (type

50

  1. 63 PM3 (type

55

64

13 RMS (type 3661)

32

0458-200-7621-A

21 Onderdelen en toebehoren

Nederlands

Steek

Dikte aan- Lengte drijfschakel/ groefbreedte

Zaagblad

Aantal tan- den neus- tandwiel

Aantal aan- zaagketting drijfschakels

De zaaglengte van een zaagblad is afhankelijk van de gebruikte kettingzaag en zaagketting. De wer- kelijke zaaglengte van een zaagblad kan kleiner zijn dan de vermelde lengte.

21 Onderdelen en toebehoren

21.1

Onderdelen en toebehoren
Deze symbolen kenmerken de origi- nele STIHL onderdelen en het originele STIHL toebehoren.

STIHL adviseert alleen originele STIHL onderde- len en origineel STIHL toebehoren te gebruiken.
Reserveonderdelen en toebehoren van andere fabrikanten kunnen door STIHL wat betreft betrouwbaarheid, veiligheid en geschiktheid ondanks continue marktobservatie niet worden beoordeeld en STIHL kan ook niet borg staan voor het gebruik ervan.

Originele STIHL onderdelen en origineel STIHL toebehoren zijn leverbaar via de STIHL dealer.

22 Milieuverantwoord afvoe- ren

22.1 Kettingzaag afvoeren

Informatie over de afvoer is verkrijgbaar bij de gemeente of bij een STIHL dealer.

Een onjuiste afvoer kan schadelijk zijn voor de gezondheid en voor het milieu. De STIHL producten inclusief de verpakking
volgens de plaatselijke voorschriften bij een geschikt verzamelpunt voor recycling inleve- ren. Niet bij het huisvuil afvoeren.

23 EU-conformiteitsverklaring

23.1 Kettingzaag STIHL MS 162, MS 172

voldoet aan de betreffende bepalingen van de richtlijnen 2011/65/EU, 2006/42/EG, 2014/30/EU en 2000/14/EG en in overeenstemming met de ten tijde van de productiedatum geldende ver- sies van de volgende normen is ontwikkeld en geproduceerd: EN ISO 116811, EN 55012 en EN 6100061.
De EG-typegoedkeuring werd uitgevoerd aan de hand van de richtlijn 2006/42/EG, art. 12.3(b) door: DPLF, Deutsche Prüf- und Zertifizierungs- stelle für Land- und Forsttechnik GbR (Duits keu- rings- en certificeringsinstituut voor land- en bos- bouw) (NB 0363), Spremberger Straße 1, 64823 GroßUmstadt, Duitsland ­ Certificeringsnummer:
­ MS 162: K-EG-2019/9432 ­ MS 172: K-EG-2019/9434 Voor het bepalen van het gemeten en het gega- randeerde geluidsvermogenniveau werd volgens richtlijn 2000/14/EG, bijlage V, onder toepassing van de norm ISO 9207 gehandeld. ­ MS 162 ­ Gemeten geluidsvermogenniveau:
113 dB(A) ­ Gewaarborgd geluidsniveau: 115 dB(A) ­ MS 172 ­ Gemeten geluidsvermogenniveau:
114 dB(A) ­ Gewaarborgd geluidsniveau: 116 dB(A)
De technische documentatie wordt bij de pro- ductgoedkeuring van ANDREAS STIHL AG & Co. KG bewaard.
Het productiejaar en het machinenummer staan vermeld op de kettingzaag.
Waiblingen, 1-8-2022

ANDREAS STIHL AG & Co. KG Badstraße 115 D-71336 Waiblingen

ANDREAS STIHL AG & Co. KG

Duitsland
verklaart op eigen verantwoording dat ­ Constructie: Kettingzaag ­ merk: STIHL ­ Type: MS 162, serie-identificatie: 1148
­ Cilinderinhoud: 30,1 cm³ ­ Type: MS 172, serie-identificatie: 1148
­ Cilinderinhoud: 31,8 cm³

Bij volmacht
Robert Olma, Vice President, Regulatory Affairs & Global Governmental Relations

0458-200-7621-A

33

Traduction de la Notice d’emploi d’origine 0000009217_007_F

français
24 UKCA-conformiteitsverkla- ring
24.1 Kettingzaag STIHL MS 162, MS 172

24 UKCA-conformiteitsverklaring
De technische documentatie wordt bij ANDREAS STIHL AG & Co. KG bewaard. Het productiejaar en het machinenummer staan vermeld op de kettingzaag. Waiblingen, 1-8-2022 ANDREAS STIHL AG & Co. KG

Imprimé sur papier blanchi sans chlore Le papier est recyclable.

ANDREAS STIHL AG & Co. KG Badstraße 115 D-71336 Waiblingen
Duitsland
verklaart op eigen verantwoording dat ­ Constructie: Kettingzaag ­ merk: STIHL ­ Type: MS 162, serie-identificatie: 1148
­ Cilinderinhoud: 30,1 cm³ ­ Type: MS 172, serie-identificatie: 1148
­ Cilinderinhoud: 31,8 cm³
voldoet aan de betreffende bepalingen van de Britse richtlijnen The Restriction of the Use of Certain Hazardous Substances in Electrical and Electronic Equipment Regulations 2012, Supply of Machinery (Safety) Regulations 2008, Electro- magnetic Compatibility Regulations 2016 en Noise Emission in the Environment by Equi- pment for use Outdoors Regulations 2001 en in overeenstemming met de ten tijde van de pro- ductiedatum geldende versies van de volgende normen is ontwikkeld en geproduceerd: EN ISO 116811, EN 55012 en EN 6100061.
De typegoedkeuring is uitgevoerd door: Intertek Testing & Certification Ltd, Academy Place, 1 ­ 9 Brook Street, Brentwood Essex, CM14 5NQ, Verenigd Koninkrijk ­ Certificeringsnummer:
­ MS 162: ITS UK MCR 27 ­ MS 172: ITS UK MCR 28 Voor het bepalen van het gemeten en het gega- randeerde geluidsvermogenniveau werd gehan- deld volgens de Britse richtlijn Noise Emission in the Environment by Equipment for use Outdoors Regulations 2001, Schedule 8, onder toepassing van de norm ISO 9207. ­ MS 162 ­ Gemeten geluidsvermogenniveau:
113 dB(A) ­ Gewaarborgd geluidsniveau: 115 dB(A) ­ MS 172 ­ Gemeten geluidsvermogenniveau:
114 dB(A) ­ Gewaarborgd geluidsniveau: 116 dB(A)
34

Bij volmacht
Robert Olma, Vice President, Regulatory Affairs & Global Governmental Relations
Table des matières
1 Préface………………………………………………34 2 Informations concernant la présente Notice
d’emploi…………………………………………….. 35 3 Vue d’ensemble…………………………………. 35 4 Prescriptions de sécurité………………………37 5 Préparatifs avant l’utilisation de la tronçon-
neuse……………………………………………….. 45 6 Assemblage de la tronçonneuse……………45 7 Serrage et desserrage du frein de chaîne 49 8 Composition du mélange et ravitaillement
en carburant……………………………………….50 9 Mise en route et arrêt du moteur……………51 10 Contrôle de la tronçonneuse…………………53 11 Travail avec la tronçonneuse……………….. 55 12 Après le travail…………………………………… 60 13 Transport……………………………………………60 14 Rangement……………………………………….. 60 15 Nettoyage…………………………………………..61 16 Maintenance……………………………………… 62 17 Réparation………………………………………… 63 18 Dépannage……………………………………….. 63 19 Caractéristiques techniques………………….65 20 Combinaisons de guide-chaînes et de chaî-
nes de tronçonneuse………………………….. 68 21 Pièces de rechange et accessoires………. 69 22 Mise au rebut…………………………………….. 69 23 Déclaration de conformité UE………………. 69 24 Déclaration de conformité UKCA………….. 70
1 Préface
Chère cliente, cher client,
Nous vous remercions d’avoir choisi un produit STIHL. Dans le développement et la fabrication de nos produits, nous mettons tout en oeuvre pour garantir une excellente qualité répondant aux besoins de nos clients. Nos produits se dis-
0458-200-7621-A

© ANDREAS STIHL AG & Co. KG 2023 0458-200-7621-A. VA0.B23.

2 Informations concernant la présente Notice d’emploi

français

tinguent par une grande fiabilité, même en cas de sollicitations extrêmes.
STIHL garantit également la plus haute qualité au niveau du service après- vente. Nos reven- deurs spécialisés fournissent des conseils com- pétents, aident nos clients à se familiariser avec nos produits et assurent une assistance techni- que complète.
STIHL se déclare résolument en faveur d’un développement durable et d’une gestion respon- sable de la nature. La présente Notice d’emploi vous aidera à utiliser votre produit STIHL en toute sécurité et dans le respect de l’environne- ment, pendant toute sa longue durée de vie.
Nous vous remercions de votre confiance et vous souhaitons beaucoup de plaisir avec votre produit STIHL.

3 Vue d’ensemble
3.1 Tronçonneuse

1

2

3

9

4

8

5

7

10 11

6 15

12

14

16

13

17

Dr. Nikolas Stihl
IMPORTANT ! LIRE CETTE NOTICE AVANT D’UTILISER CE PRODUIT ET LA CONSERVER PRÉCIEUSEMENT.
2 Informations concernant la présente Notice d’emploi
2.1 Marquage des avertissements dans le texte
AVERTISSEMENT Attire l’attention sur des dangers qui peuvent
causer des blessures graves, voire mortelles. Les mesures indiquées peuvent éviter des
blessures graves, voire mortelles.
AVIS
Attire l’attention sur des dangers pouvant cau- ser des dégâts matériels. Les mesures indiquées peuvent éviter des dégâts matériels.
2.2 Symboles employés dans le texte
Ce symbole renvoie à un chapitre de la présente Notice d’emploi.

18

27

19

26

20

25

21

24 23 22

0000097413_002

1 Vis de réglage de carburateur La vis de réglage de carburateur permet le réglage du carburateur.
2 Protège-main avant Le protège-main avant protège la main gau- che contre le risque de contact avec la chaîne et sert à enclencher le frein de chaîne, et il déclenche automatiquement le frein de chaîne en cas de rebond.
3 Silencieux Le silencieux réduit les émissions sonores de la tronçonneuse.
4 Griffe Pendant le travail, la griffe sert à caler la tron- çonneuse contre le bois.
5 Guide-chaîne Le guide-chaîne guide la chaîne.
6 Chaîne La chaîne coupe le bois.
7 Vis de tension La vis de tension permet le réglage de la ten- sion de la chaîne.

0458-200-7621-A

35

français
8 Pignon Le pignon entraîne la chaîne de tronçon- neuse.
9 Couvercle de pignon Le couvercle de pignon recouvre le pignon d’entraînement et fixe le guide-chaîne sur la tronçonneuse.
10 Écrou L’écrou fixe le couvercle de pignon sur la tronçonneuse.
11 Arrêt de chaîne L’arrêt de chaîne retient la chaîne si elle saute ou casse.
12 Protège-chaîne Le protège-chaîne protège contre le risque de contact avec la chaîne.
13 Bougie La bougie allume le mélange carburé dans le moteur.
14 Verrou du capot Le verrou du capot fixe le capot sur la tron- çonneuse.
15 Capot Le capot recouvre le moteur.
16 Nervure de visée La nervure de visée permet de contrôler la direction de chute à l’abattage.
17 Contact de câble d’allumage sur la bougie Le contact de câble d’allumage relie le câble d’allumage avec la bougie.
18 Filtre à air Le filtre à air filtre l’air aspiré par le moteur.
19 Levier de commande universel Le levier de commande universel permet les réglages nécessaires pour la mise en route du moteur, le fonctionnement normal et l’arrêt du moteur.
20 Blocage de gâchette d’accélérateur Le blocage de gâchette d’accélérateur permet de débloquer la gâchette d’accélérateur.
21 Poignée de commande La poignée de commande sert à commander, tenir et mener la tronçonneuse.
22 Protège-main arrière Le protège-main arrière protège la main droite contre le risque de contact avec une chaîne qui aurait sauté ou cassé.
23 Gâchette d’accélérateur La gâchette d’accélérateur permet d’accélérer le moteur.

3 Vue d’ensemble

24 Bouchon du réservoir à carburant Le bouchon du réservoir à carburant ferme le réservoir à carburant.
25 Poignée de lancement La poignée de lancement sert au lancement du moteur.
26 Bouchon du réservoir à huile Le bouchon du réservoir à huile ferme le réservoir à huile.
27 Poignée tubulaire La poignée tubulaire sert à tenir, mener et porter la tronçonneuse.

Numéro de machine

3.2 Caractéristiques d’équipement

Selon le marché, la tronçonneuse peut posséder les caractéristiques d’équipement suivantes :

A

B

1 2
1

0000097414_001

3
Pompe d’amorçage manuelle (A)
1 Pompe d’amorçage manuelle La pompe d’amorçage manuelle facilite la mise en route du moteur.
Tendeur de chaîne rapide (B)
1 Rondelle de tension La rondelle de tension fait coulisser le guidechaîne et tend ou détend ainsi la chaîne.
2 Roue dentée de tension La roue dentée de tension permet le réglage de la tension de la chaîne.
3 Écrou à ailette L’écrou à ailette fixe le couvercle de pignon sur la tronçonneuse.
3.3 Symboles
Les symboles qui peuvent être appliqués sur la tronçonneuse ont les significations suivantes :
Ce symbole repère le réservoir à car- burant.
Ce symbole repère le réservoir à huile adhésive pour chaînes.

36

0458-200-7621-A

4 Prescriptions de sécurité
Dans le sens respectif, on engage ou desserre le frein de chaîne. Ce symbole indique le sens de rotation de la chaîne. Sens de rotation pour tendre la chaîne Ce symbole repère la pompe d’amorçage manuelle.

C’est dans ce sens qu’il faut actionner le levier de commande universel pour arrêter le moteur.

C’est dans cette position qu’il faut placer le levier de commande universel pour arrêter le moteur.

Position du levier de commande universel pour le fonctionnement normal du moteur.

Position du levier de commande universel pour la mise en route du moteur.

Position du levier de commande universel pour préparer la mise en route du moteur.

LWA

Niveau garanti

de puissance acoustique conformément à la directive

2000/14/CE en dB(A) pour pouvoir

comparer les émissions sonores des

produits.

4 Prescriptions de sécurité

4.1 Symboles d’avertissement

Les symboles d’avertissement appliqués sur la tronçonneuse ont les significations suivantes :
Respecter les consignes de sécurité et les mesures à prendre.

Il est nécessaire de lire, de bien com- prendre et de conserver précieuse- ment cette Notice d’emploi.
Porter des lunettes de protection, une protection auditive et un casque de protection.
Respecter les consignes de sécurité concernant le rebond et les mesures à prendre.
4.2 Utilisation conforme à la desti- nation
Les tronçonneuses STIHL MS 162 et STIHL MS 172 conviennent pour le sciage du bois ainsi que pour l’ébranchage et l’abattage d’arbres.
AVERTISSEMENT
Si la tronçonneuse n’est pas utilisée conformé- ment à la destination prévue, cela peut causer

français
des dégâts matériels et des personnes ris- quent de subir des blessures graves, voire mortelles. Utiliser la tronçonneuse comme décrit dans
la présente Notice d’emploi.
4.3 Exigences posées à l’utilisateur
AVERTISSEMENT
Les personnes qui n’ont pas reçu de formation adéquate ne peuvent pas reconnaître ou éva- luer les dangers de la tronçonneuse. L’utilisa- teur ou d’autres personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Il est nécessaire de lire, de bien comprendre et de conserver précieu- sement cette Notice d’emploi.
Si l’on confie la tronçonneuse à une autre personne : il faut y joindre la Notice d’em- ploi.
S’assurer que l’utilisateur remplit les condi- tions suivantes : ­ L’utilisateur est reposé. ­ L’utilisateur dispose de toute l’intégrité physique, sensorielle et mentale requise pour être capable de manipuler correc- tement la tronçonneuse et de travailler avec la tronçonneuse. Si l’utilisateur ne dispose pas de toute l’intégrité physi- que, sensorielle et mentale requise, il ne doit travailler avec cet équipement que sous la surveillance d’une personne responsable ou après avoir reçu, de cette personne responsable, toutes les instructions nécessaires. ­ L’utilisateur est capable de reconnaître et d’évaluer les dangers de la tronçon- neuse. ­ L’utilisateur est majeur ou bien l’utilisa- teur faisant un apprentissage profes- sionnel travaille sous la surveillance d’un instructeur conformément aux dis- positions nationales applicables. ­ Avant de travailler pour la première fois avec la tronçonneuse, l’utilisateur a reçu les instructions nécessaires, du reven- deur spécialisé STIHL ou d’une autre personne compétente. ­ L’utilisateur ne se trouve pas sous l’in- fluence de l’alcool, de drogues ou de médicaments.
Si l’utilisateur travaille pour la première fois avec une tronçonneuse : il doit s’exercer à tronçonner des rondins sur un chevalet.

0458-200-7621-A

37

français

4 Prescriptions de sécurité

Au moindre doute : consulter un revendeur Des vêtements mal appropriés risquent de se

spécialisé STIHL.

prendre dans le bois, les broussailles ou la

Le système d’allumage de la tronçonneuse

tronçonneuse. Les utilisateurs qui ne portent

engendre un champ électromagnétique. Le

pas de vêtements appropriés risquent d’être

champ électromagnétique peut avoir une

grièvement blessés.

influence sur des stimulateurs cardiaques.

Porter des vêtements de coupe assez

L’utilisateur peut alors subir des blessures gra-

étroite.

ves, voire mortelles.

Ne porter ni châle, ni bijoux.

Si l’utilisateur porte un stimulateur cardia-

Au cours du travail, l’utilisateur peut entrer en

que : s’assurer que ce stimulateur cardia-

contact avec la chaîne en rotation. L’utilisateur

que est insensible à l’influence du champ

risque alors de subir des blessures graves.

magnétique.

Porter un pantalon long avec une protection

4.4 Vêtements et équipement

anticoupure. Au cours du travail, l’utilisateur peut se couper

AVERTISSEMENT

en touchant le bois. Au cours du nettoyage ou de la maintenance, l’utilisateur peut entrer en

Au cours du travail, les cheveux longs risquent

contact avec la chaîne. L’utilisateur risque

d’être happés par la tronçonneuse. L’utilisateur

d’être blessé.

risque alors de subir des blessures graves.

Porter des gants de travail en matière résis-

Les personnes aux cheveux longs doivent

tante.

les nouer et les assurer de telle sorte qu’ils

Si l’utilisateur porte des chaussures mal

soient maintenus au-dessus des épaules.

appropriées, il risque de déraper. Si l’utilisa-

Au cours du travail, des objets peuvent être

teur entre en contact avec la chaîne en rota-

soulevés et projetés à haute vitesse. L’utilisa-

tion, il risque de se couper. L’utilisateur risque

teur risque d’être blessé.

d’être blessé.

Porter des lunettes de protection

Porter des chaussures conçues pour le tra-

couvrant étroitement les yeux. Des lunettes de protection appropriées sont testées suivant la norme

vail à la tronçonneuse, avec protection anti- coupure.

EN 166 ou suivant les prescriptions nationales spécifiques et vendues

4.5

Aire de travail et voisinage

dans le commerce avec le marquage respectif.

AVERTISSEMENT

STIHL recommande de porter une visière

Des passants, des enfants et des animaux ne

protégeant le visage.

peuvent pas reconnaître et évaluer les dan-

Porter un vêtement de coupe assez étroite

gers de la scie à chaîne et des objets soule-

et à manches longues.

vés et projetés par la scie à chaîne. Des pas-

Le travail avec cette machine est bruyant. Le

sants, des enfants ou des animaux risquent

bruit peut causer des lésions de l’ouïe.

d’être grièvement blessés, et des dégâts

Porter une protection auditive.

matériels peuvent survenir.

Veiller à ce que d’autres personnes, des

enfants ou des animaux, ne s’approchent

pas de la zone de travail.

Une chute d’objets peut causer des blessures

Ne pas laisser la scie à chaîne sans surveil-

à la tête.

lance.

Si, au cours du travail, des objets ris- quent de tomber : porter un casque de protection.

Veiller à ce que des enfants ne puissent pas jouer avec la scie à chaîne.
Lorsque le moteur est en marche, des gaz

Au cours du travail, la machine peut soulever de la poussière et produire un dégagement de vapeurs. La poussière et les vapeurs inhalées peuvent nuire aux voies respiratoires et déclencher des réactions allergiques. En cas de dégagement de poussière ou de vapeurs : porter un masque antipoussière.

d’échappement très chauds sortent du silen- cieux. Les gaz très chauds peuvent enflammer des matières facilement inflammables et cau- ser des incendies. Veiller à ce que le flux de gaz d’échappe-
ment soit toujours suffisamment éloigné de toute matière aisément inflammable.

38

0458-200-7621-A

4 Prescriptions de sécurité
4.6 Bon état pour une utilisation en toute sécurité
4.6.1 Tronçonneuse La tronçonneuse se trouve en bon état pour une utilisation en toute sécurité si les conditions sui- vantes sont remplies : ­ La tronçonneuse ne présente aucun endom-
magement. ­ La tronçonneuse ne présente aucune fuite de
carburant. ­ Le bouchon du réservoir à carburant et le bou-
chon du réservoir à huile sont fermés. ­ La tronçonneuse est propre. ­ L’arrêt de chaîne est monté et n’est pas
endommagé. ­ Le frein de chaîne fonctionne. ­ Les éléments de commande fonctionnent et
n’ont pas été modifiés. ­ Le graissage de la chaîne fonctionne. ­ La profondeur des traces d’usure du pignon ne
dépasse pas 0,5 mm. ­ Une combinaison de guide-chaîne et de
chaîne indiquée dans la présente Notice d’em- ploi est montée. ­ Le guide- chaîne et la chaîne sont montés cor- rectement. ­ La chaîne est correctement tendue. ­ Les accessoires montés sont des accessoires d’origine STIHL destinés à cette tronçon- neuse. ­ Les accessoires sont montés correctement.
AVERTISSEMENT
Si l’état impeccable requis pour la sécurité n’est pas garanti, il est possible que des com- posants ne fonctionnent plus correctement, que des dispositifs de sécurité soient mis hors service et que du carburant s’échappe. Des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Ne travailler qu’avec une tronçonneuse qui ne présente aucun endommagement. Si la tronçonneuse perd du carburant : ne pas travailler avec la tronçonneuse, mais consulter un revendeur spécialisé STIHL. Fermer le bouchon du réservoir à carburant et le bouchon du réservoir à huile. Si la tronçonneuse est encrassée : nettoyer la tronçonneuse. Ne travailler qu’avec un arrêt de chaîne bien monté et sans aucun endommage- ment. N’apporter aucune modification à la tron- çonneuse. Exception : montage d’une com-

français
binaison de guide-chaîne et de chaîne indi- quée dans la présente Notice d’emploi. Si les éléments de commande ne fonction- nent pas : ne pas travailler avec la tronçon- neuse. Monter des accessoires d’origine STIHL destinés à cette tronçonneuse. Monter le guide-chaîne et la chaîne comme décrit dans la présente Notice d’emploi. Monter les accessoires comme indiqué dans la présente Notice d’emploi ou dans la Notice d’emploi de ces accessoires. N’introduire aucun objet dans les orifices de la tronçonneuse. Remplacer les étiquettes d’avertissement usées ou endommagées. En cas de doute : demander conseil à un revendeur spécialisé STIHL.
4.6.2 Guide-chaîne Le guide-chaîne se trouve en bon état pour une utilisation en toute sécurité si les conditions sui- vantes sont remplies : ­ Le guide- chaîne ne présente aucun endom-
magement. ­ Le guide-chaîne n’est pas déformé. ­ La profondeur de la rainure atteint ou dépasse
la profondeur de rainure minimale, 19.3. ­ Les joues de la rainure ne présentent pas de
bavures. ­ La rainure du guide-chaîne n’est ni resserrée,
ni évasée.
AVERTISSEMENT
Si le guide-chaîne n’est pas dans l’état impec- cable requis pour la sécurité, il ne peut plus guider correctement la chaîne. La chaîne en rotation risque de sauter du guide-chaîne. Des personnes risquent alors de subir des blessu- res graves, voire mortelles. Ne travailler qu’avec un guide-chaîne qui ne présente aucun endommagement. Si la profondeur de la rainure est inférieure à la profondeur de rainure minimale : rem- placer le guide-chaîne. Ébavurer le guide-chaîne une fois par semaine. Au moindre doute : consulter un revendeur spécialisé STIHL.
4.6.3 Chaîne La chaîne se trouve en bon état pour une utilisa- tion en toute sécurité si les conditions suivantes sont remplies : ­ La chaîne ne présente aucun endommage-
ment.

0458-200-7621-A

39

français
­ La chaîne est correctement affûtée. ­ Les repères d’usure des dents de coupe sont
visibles
AVERTISSEMENT
Si l’état impeccable requis pour la sécurité n’est pas garanti, il est possible que des com- posants ne fonctionnent plus correctement et que des dispositifs de sécurité soient mis hors service. Des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Ne travailler qu’avec une chaîne qui ne pré- sente aucun endommagement. Affûter correctement la chaîne. Au moindre doute : consulter un revendeur spécialisé STIHL.
4.7 Carburant et ravitaillement
AVERTISSEMENT
Le carburant à utiliser pour cette tronçonneuse est un mélange composé d’essence et d’huile pour moteur deux-temps. L’essence et le mélange sont extrêmement inflammables. Si l’essence ou le mélange entre en contact avec une flamme ou avec des objets très chauds, cela peut causer un incendie ou une explo- sion. Cela peut causer des dégâts matériels et des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Préserver l’essence et le mélange de la chaleur et du feu. Ne pas renverser de l’essence ou du mélange. Si l’on a renversé du carburant : essuyer le carburant avec un chiffon et ne pas essayer de remettre le moteur en route avant que toutes les pièces de la tronçonneuse soient sèches. Ne pas fumer. Ne pas faire le plein à proximité d’un feu. Avant de refaire le plein, arrêter le moteur et le laisser refroidir. Pour mettre le moteur en route, aller au moins à 3 mètres du lieu où l’on a fait le plein de carburant.
Les personnes qui inhalent les vapeurs de l’essence ou du mélange risquent de s’intoxi- quer. Ne pas inhaler les vapeurs de l’essence ou du mélange. Faire le plein à un endroit bien aéré.
Au cours du travail ou dans un environnement très chaud, la tronçonneuse chauffe. Suivant le type de carburant, l’altitude, la température ambiante et la température de la tronçon-
40

4 Prescriptions de sécurité
neuse, le carburant se dilate et une surpres- sion peut s’établir dans le réservoir à carbu- rant. Lorsqu’on ouvre le bouchon du réservoir à carburant, du carburant peut gicler et s’en- flammer. Cela peut causer des dégâts maté- riels et l’utilisateur risque d’être grièvement blessé. Il faut attendre que la tronçonneuse soit
refroidie, avant d’ouvrir le bouchon du réservoir à carburant. Ne pas ouvrir le bouchon du réservoir à carburant d’un seul coup, mais l’ouvrir pro- gressivement. Des vêtements qui ont été en contact avec de l’essence ou du mélange s’enflamment plus facilement. Cela peut causer des dégâts maté- riels et des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Si les vêtements ont été en contact avec de l’essence ou du mélange : changer de vête- ments. Le mélange, l’essence et l’huile pour moteurs deux-temps peuvent nuire à l’environnement. Ne pas renverser du mélange, de l’essence ou de l’huile pour moteurs deux-temps. Éliminer le mélange, l’essence ou l’huile pour moteurs deux-temps conformément aux prescriptions pour la protection de l’en- vironnement. Si du mélange, de l’essence ou de l’huile pour moteurs deux-temps entre en contact avec la peau ou avec les yeux, cela peut causer une irritation de la peau ou des yeux. Éviter tout contact avec du mélange, de l’essence ou de l’huile pour moteurs deuxtemps. En cas de contact accidentel avec la peau : les surfaces de la peau touchées doivent être savonnées et lavées à grande eau. En cas de contact accidentel avec les yeux : se rincer les yeux à grande eau pen- dant au moins 15 minutes et consulter un médecin. Le système d’allumage de la tronçonneuse produit des étincelles. Des étincelles peuvent jaillir à l’extérieur et, dans un environnement contenant des matières facilement inflamma- bles ou explosives, elles risquent de causer des incendies ou des explosions. Cela peut causer des dégâts matériels et des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Utiliser des bougies spécifiées dans la pré- sente Notice d’emploi. Visser la bougie et la serrer fermement.
0458-200-7621-A

4 Prescriptions de sécurité
Emboîter fermement le contact de câble d’allumage sur la bougie.
Si l’on a fait le plein de la tronçonneuse avec un mélange composé d’essence qui ne con- vient pas ou d’huile pour moteurs deux-temps qui ne convient pas, ou bien avec un mélange dont le rapport essence / huile pour moteurs deux- temps n’est pas correct, cela risque d’en- dommager la tronçonneuse. Composer le mélange comme décrit dans la présente Notice d’emploi.
Si l’on a stocké le carburant pendant une assez longue période, il est possible que le mélange d’essence et d’huile pour moteurs deux-temps se soit décomposé ou soit trop vieux. Si l’on fait le plein avec du mélange décomposé ou trop vieux, cela risque d’en- dommager la tronçonneuse. Avant de faire le plein de la tronçonneuse : bien mélanger le carburant. Utiliser un mélange d’essence et d’huile pour moteurs deux-temps dont la durée de stockage ne dépasse pas 30 jours (STIHL MotoMix : 5 ans).
4.8 Utilisation
4.8.1 Sciage
AVERTISSEMENT
Si personne ne se trouve à portée de voix, en dehors de l’aire de travail, aucun secours n’est possible en cas d’urgence. S’assurer que des personnes se trouvent à portée de voix, en dehors de l’aire de tra- vail.
Si l’utilisateur ne met pas le moteur en route en procédant comme il faut, l’utilisateur risque de perdre le contrôle de la scie à chaîne. L’uti- lisateur risque alors de subir des blessures graves. Pour mettre le moteur en route, procéder comme décrit dans la présente Notice d’emploi. Si la chaîne est en contact avec le sol ou un objet quelconque : ne pas lancer le moteur.
Dans certaines situations, l’utilisateur ne peut plus travailler avec la concentration néces- saire. L’utilisateur risque alors de perdre le contrôle de la scie à chaîne, de trébucher, de tomber et de subir des blessures graves. Travailler calmement et de façon réfléchie. Si les conditions d’éclairage et de visibilité sont mauvaises : ne pas travailler avec la scie à chaîne.

français
La scie à chaîne ne doit être maniée que par une seule personne.
Ne pas travailler à bras levés ­ c’est-à-dire à une hauteur supérieure aux épaules.
Faire attention aux obstacles. Travailler en se tenant debout sur le sol et
veiller à ne pas risquer de perdre l’équilibre. S’il est nécessaire de travailler en hauteur : utiliser une nacelle élévatrice ou un écha- faudage stable. Si l’on constate des signes de fatigue : faire une pause. Lorsque le moteur est en marche, il dégage des gaz d’échappement. Les personnes qui inhalent les gaz d’échappement risquent de s’intoxiquer. Ne pas inhaler les gaz d’échappement. Travailler avec la scie à chaîne à un endroit bien aéré. En cas de nausée, de maux de tête, de ver- tige ou de troubles de la vue ou de l’ouïe : arrêter le travail et consulter un médecin. Lorsque l’utilisateur porte une protection audi- tive et que le moteur est en marche, l’utilisa- teur peut moins bien percevoir et évaluer les bruits ambiants. Travailler calmement et de façon réfléchie. S’il travaille avec la scie à chaîne en laissant le levier de commande universel dans la posi-
tion , l’utilisateur ne peut pas contrôler le fonctionnement de la scie à chaîne. L’utilisa- teur risque alors de subir des blessures gra- ves. Placer le levier de commande universel
dans la position . Pour mettre le moteur en route, procéder
comme décrit dans la présente Notice d’emploi. Si l’on accélère alors que le frein de chaîne est engagé, cela risque d’endommager le frein de chaîne. Il faut donc desserrer le frein de chaîne avant d’accélérer pour commencer le tra- vail. La chaîne en rotation risque de couper l’utilisa- teur. L’utilisateur risque alors de subir des blessures graves. Ne pas toucher à la chaîne en rotation. Si la chaîne est bloquée par un objet quel- conque : arrêter le moteur et engager le frein de chaîne. Enlever seulement ensuite l’objet coincé. La chaîne en rotation chauffe et se dilate. Si la chaîne n’est pas suffisamment graissée et retendue, la chaîne risque de sauter du guide-

0458-200-7621-A

41

français
chaîne ou de casser. Cela peut causer des dégâts matériels et des personnes risquent d’être grièvement blessées. Utiliser de l’huile de chaîne adhésive. Au cours du travail, contrôler régulièrement
la tension de la chaîne. Si la tension de la chaîne est trop faible : retendre la chaîne. Si, au cours du travail, l’on constate un chan- gement d’état ou un comportement inhabituel de la scie à chaîne, il est possible que la scie à chaîne ne soit plus dans l’état requis pour une utilisation en toute sécurité. Cela peut causer des dégâts matériels et des personnes risquent d’être grièvement blessées. Arrêter le travail et consulter un revendeur spécialisé STIHL. Au cours du travail, la scie à chaîne peut pro- duire des vibrations. Porter des gants. Faire des pauses. Si l’on constate des symptômes qui pour- raient signaler une perturbation de l’irriga- tion sanguine des mains : consulter un médecin. Si la chaîne en rotation heurte un objet dur, cela peut produire des étincelles. À proximité de matières facilement inflammables, les étin- celles peuvent causer des incendies. Cela peut causer des dégâts matériels et des per- sonnes risquent de subir des blessures très graves, voire mortelles. Ne pas travailler à proximité de matières facilement inflammables. Lorsqu’on relâche la gâchette d’accélérateur, la chaîne continue de tourner pendant quel- ques instants. Si la chaîne en rotation entre en contact avec une personne, elle peut causer de graves coupures. Des personnes risquent d’être grièvement blessées. Attendre que la chaîne ne tourne plus.

1

2

2

1

0000-GXX-1245-A0

AVERTISSEMENT
Si l’on coupe du bois sous contrainte, le guidechaîne risque de se coincer. L’utilisateur ris- que de perdre le contrôle de la scie à chaîne et de subir des blessures graves.
42

4 Prescriptions de sécurité
Scier tout d’abord une entaille initiale du côté de pression (1), puis exécuter la coupe de séparation du côté de traction (2).
4.8.2 Ébranchage
AVERTISSEMENT
Si l’on coupe en premier les branches du côté inférieur de l’arbre abattu, ce dernier n’est plus calé sur le sol par les branches. L’arbre peut se déplacer au cours du travail. Des person- nes risquent alors de subir des blessures gra- ves, voire mortelles. Couper les grosses branches du côté infé- rieur seulement après avoir tronçonné l’ar- bre. Ne pas se tenir debout sur le tronc au cours du travail.
Au cours de l’ébranchage, une branche cou- pée peut tomber. L’utilisateur risque alors de trébucher, de tomber et de subir des blessures graves. Ébrancher l’arbre en commençant par le pied et en progressant en direction de la cime.
4.8.3 Abattage
AVERTISSEMENT
Des personnes qui manquent d’expérience ne peuvent pas évaluer les dangers de l’abattage. Cela peut causer des dégâts matériels et des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. L’utilisateur doit posséder des connaissan- ces pertinentes sur la technique d’abattage et avoir de l’expérience dans le domaine de l’abattage. En cas de doute : faire appel à un expert en la matière et lui demander de déterminer la technique d’abattage adéquate suivant la situation.
À l’abattage, un arbre ou des branches peu- vent tomber sur des personnes ou des objets. Plus les parties qui tombent sont grosses, plus elles sont dangereuses et des personnes ris- quent de subir des blessures graves, voire mortelles. Cela risque de causer des dégâts matériels. Définir la direction de chute de telle sorte que l’arbre tombe dans une zone dégagée. Veiller à ce que, tout autour de l’aire de tra- vail, des passants, des enfants et des ani- maux restent à une distance de sécurité égale à 2,5 fois la longueur d’un arbre.
0458-200-7621-A

4 Prescriptions de sécurité
Avant l’abattage, enlever les branches mor- tes ou cassées de la cime de l’arbre.
S’il n’est pas possible d’enlever les bran- ches mortes ou cassées de la cime de l’ar- bre : faire appel à un expert en la matière et lui demander de déterminer la technique d’abattage adéquate suivant la situation.
Observer la cime de l’arbre à abattre et celle des arbres voisins, et s’écarter le cas échéant pour éviter les branches qui tom- bent.
Lorsque l’arbre tombe, le tronc peut casser ou rebondir en direction de l’utilisateur. L’utilisa- teur risque de subir des blessures graves, voire mortelles. Prévoir un chemin de repli en diagonale, en arrière de l’arbre. S’écarter sur le chemin de repli, à reculons, en observant l’arbre qui tombe. À flanc de coteau, ne pas marcher à recu- lons en descendant.
Des obstacles restés sur l’aire de travail ou sur le chemin de repli peuvent gêner l’utilisateur. L’utilisateur risque alors de trébucher et de tomber. L’utilisateur risque de subir des bles- sures graves, voire mortelles. Enlever les obstacles qui se trouvent sur l’aire de travail et sur le chemin de repli.
Si la charnière, la patte de sécurité ou la patte de retenue est entaillée ou coupée trop tôt, il n’est plus possible de contrôler la direction de chute de l’arbre ou bien l’arbre peut tomber trop tôt. Cela peut causer des dégâts maté- riels et des personnes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Ne pas entailler ou scier la charnière. Couper la patte de sécurité ou la patte de retenue en dernier. Si l’arbre commence à tomber trop tôt : interrompre la coupe d’abattage et s’écarter sur le chemin de repli.
Si, dans la zone du quart supérieur de la tête du guide-chaîne, la chaîne en rotation heurte un coin d’abattage dur et est rapidement frei- née, cela peut provoquer un rebond. Des per- sonnes risquent de subir des blessures gra- ves, voire mortelles. Utiliser des coins d’abattage en aluminium ou en matière synthétique.
Si un arbre ne tombe pas complètement par terre ou reste accroché dans un autre arbre, l’utilisateur ne peut pas terminer l’abattage de façon contrôlée. Interrompre l’abattage et tirer l’arbre avec un treuil ou un véhicule adéquat pour le faire tomber sur le sol.
0458-200-7621-A

4.9 Forces de réaction
4.9.1 Rebond

français

0000-GXX-2732-A0

Un rebond peut se produire dans les cas sui- vants : ­ Si, dans la zone du quart supérieur de la tête
du guide-chaîne, la chaîne en rotation heurte un objet dur et est rapidement freinée. ­ Si, dans la zone de la tête du guide-chaîne, la chaîne en rotation se trouve coincée.
Le frein de chaîne ne peut pas empêcher un rebond.
AVERTISSEMENT

0000-GXX-4119-A0

Si un rebond se produit, la tronçonneuse peut être projetée vers le haut et en direction de

l’utilisateur. L’utilisateur risque de perdre le

contrôle de la tronçonneuse et de subir des

blessures graves, voire mortelles.

Tenir fermement la tronçonneuse à deux

mains.

Veiller à ce qu’aucune partie du corps de

l’utilisateur ne se trouve dans le prolonge-

ment du plan de basculement de la tron-

çonneuse.

Travailler comme décrit dans la présente

Notice d’emploi.

Ne pas travailler avec la zone du quart

supérieur de la tête du guide-chaîne.

Travailler avec une chaîne correctement

affûtée et correctement tendue.

Utiliser une chaîne à tendance au rebond

réduite.

Utiliser un guide-chaîne à tête de renvoi de

faible diamètre.

Scier en accélérant à fond.

43

français 4.9.2 Traction
Lorsqu’on travaille avec le côté inférieur du guide-chaîne, la tronçonneuse est tirée dans le sens opposé à l’utilisateur.
AVERTISSEMENT
Si la chaîne en rotation heurte un objet dur et est rapidement freinée, la tronçonneuse peut être brusquement et très fortement tirée dans le sens opposé à utilisateur. L’utilisateur risque de perdre le contrôle de la tronçonneuse et de subir des blessures graves, voire mortelles. Tenir fermement la tronçonneuse à deux mains. Travailler comme décrit dans la présente Notice d’emploi. Mener le guide-chaîne dans la fente de coupe en le maintenant bien droit. Appliquer correctement la griffe contre le bois. Scier en accélérant à fond.
4.9.3 Contrecoup
Lorsqu’on travaille avec le côté supérieur du guide-chaîne, la tronçonneuse est repoussée en direction de l’utilisateur.
AVERTISSEMENT
Si la chaîne en rotation heurte un objet dur et est rapidement freinée, la tronçonneuse peut être brusquement et très fortement repoussée en direction de l’utilisateur. L’utilisateur risque de perdre le contrôle de la tronçonneuse et de subir des blessures graves, voire mortelles.

0000-GXX-1349-A0

0000-GXX-1348-A0

4 Prescriptions de sécurité
Tenir fermement la tronçonneuse à deux mains.
Travailler comme décrit dans la présente Notice d’emploi.
Mener le guide-chaîne dans la fente de coupe en le maintenant bien droit.
Scier en accélérant à fond.
4.10 Transport
AVERTISSEMENT
Au cours du transport, la tronçonneuse risque de se renverser ou de se déplacer. Des per- sonnes peuvent être grièvement blessées et des dégâts matériels peuvent survenir. Arrêter le moteur. Engager le frein de chaîne. Glisser le protecteur de chaîne par-dessus le guide-chaîne de telle sorte qu’il recouvre intégralement le guide-chaîne. Assurer la tronçonneuse avec des sangles ou un filet, de telle sorte qu’elle ne risque pas de se renverser ou de se déplacer.

0000-GXX-2733-A0

Après le fonctionnement du moteur, le silen- cieux et le moteur peuvent être très chauds.

L’utilisateur risque de se brûler.

Porter la tronçonneuse de la main droite,

par la poignée tubulaire, de telle sorte que

le guide-chaîne soit orienté vers l’arrière.

4.11 Rangement

AVERTISSEMENT
Les enfants ne peuvent pas reconnaître et évaluer les dangers de la tronçonneuse. Les enfants risquent d’être grièvement blessés. Arrêter le moteur. Engager le frein de chaîne. Glisser le protège-chaîne par-dessus le guide-chaîne de telle sorte qu’il recouvre intégralement le guide-chaîne. Conserver la tronçonneuse hors de portée des enfants.
L’humidité risque d’entraîner une corrosion des contacts électriques de la tronçonneuse et

44

0458-200-7621-A

5 Préparatifs avant l’utilisation de la tronçonneuse
des composants métalliques. La tronçonneuse pourrait être endommagée. Conserver la tronçonneuse au propre et au
sec.
4.12 Nettoyage, entretien et répara- tion
AVERTISSEMENT
Si l’on procède au nettoyage, à la mainte- nance ou à une réparation en laissant le moteur en marche, la chaîne peut être acci- dentellement mise en mouvement. Des per- sonnes peuvent être grièvement blessées et des dégâts matériels peuvent survenir. Arrêter le moteur. Engager le frein de chaîne.
Après le fonctionnement du moteur, le silen- cieux et le moteur peuvent être très chauds. Des personnes peuvent se brûler. Attendre que le silencieux et le moteur soient refroidis.
Un nettoyage avec des détergents agressifs, un jet d’eau ou des objets pointus peut endommager la tronçonneuse, le guide-chaîne et la chaîne. Si la tronçonneuse, le guidechaîne ou la chaîne ne sont pas nettoyés comme il faut, il est possible que des compo- sants ne fonctionnent plus correctement et que des dispositifs de sécurité soient mis hors service. Des personnes risquent d’être griève- ment blessées. Nettoyer la tronçonneuse, le guide-chaîne et la chaîne comme décrit dans la présente Notice d’emploi.
Si l’on ne procède pas à la maintenance ou à la réparation de la tronçonneuse comme décrit dans la présente Notice d’emploi, il est pos- sible que des composants ne fonctionnent plus correctement et que des dispositifs de sécurité soient mis hors service. Des person- nes risquent de subir des blessures graves, voire mortelles. Effectuer la maintenance ou la réparation de la tronçonneuse comme décrit dans la présente Notice d’emploi.
Si l’on ne procède pas à la maintenance ou à la réparation du guide-chaîne et de la chaîne comme décrit dans la présente Notice d’em- ploi, il est possible que des composants ne fonctionnent plus correctement et que des dis- positifs de sécurité soient mis hors service. Des personnes risquent d’être grièvement blessées.

français

Effectuer la maintenance ou la réparation du guide-chaîne et de la chaîne comme décrit dans la présente Notice d’emploi.
Au cours du nettoyage ou de la maintenance de la chaîne, l’utilisateur peut se couper sur les dents de coupe acérées. L’utilisateur ris- que d’être blessé. Porter des gants de travail en matière résis- tante.

5 Préparatifs avant l’utilisa- tion de la tronçonneuse

5.1 Préparatifs avant l’utilisation de la tronçonneuse

Chaque fois, avant de commencer le travail, il faut effectuer les opérations suivantes : S’assurer que les composants suivants se
trouvent dans l’état impeccable requis pour la sécurité : ­ Tronçonneuse, 4.6.1. ­ Guide-chaîne, 4.6.2. ­ Chaîne, 4.6.3. Nettoyer la tronçonneuse, 15.1. Monter le guide-chaîne et la chaîne, 6.1. Tendre la chaîne, 6.2. Refaire le plein d’huile de chaîne adhésive, 6.3. Contrôler le frein de chaîne, 10.4. Faire le plein de carburant, 8.2. Contrôler les éléments de commande, 10.5. Contrôler le graissage de la chaîne, 10.6. Si ces opérations ne peuvent pas être exécu- tées : ne pas utiliser la tronçonneuse, mais consulter un revendeur spécialisé STIHL.

6 Assemblage de la tronçon- neuse

6.1 Montage et démontage du guide-chaîne et de la chaîne

6.1.1

Montage du guide-chaîne et de la chaîne

Les combinaisons de guide-chaîne et de chaîne qui conviennent pour le pignon respectif et dont le montage est autorisé sont indiquées dans les caractéristiques techniques, 20.1. Arrêter le moteur et enclencher le frein de
chaîne.

0458-200-7621-A

45

français

6 Assemblage de la tronçonneuse Desserrer le frein de chaîne.

2
4 3
1

3 6

0000097415_001

0000097417_001

Tourner l’écrou (1) dans le sens inverse des aiguilles d’une montre, jusqu’à ce que l’on puisse enlever le couvercle de pignon (2).
Enlever le couvercle de pignon (2). Tourner la vis de tension (3) dans le sens
inverse des aiguilles d’une montre jusqu’à ce que le coulisseau de tension (4) bute contre le bord de la découpure du carter, à gauche.

0000-GXX-2954-A0

Poser la chaîne dans la rainure du guidechaîne de telle sorte que, sur la face supéri- eure du guide-chaîne, les flèches estampées sur les maillons intermédiaires de la chaîne soient orientées dans le sens de rotation.

6

7

55

Tourner la vis de tension (3) dans le sens des aiguilles d’une montre jusqu’à ce que la chaîne s’applique contre le guide-chaîne. Amener en même temps les maillons d’entraî- nement de la chaîne dans la rainure du guidechaîne. Le guide-chaîne (6) et la chaîne s’appliquent contre la tronçonneuse.
Appliquer le couvercle de pignon (2) contre la tronçonneuse de telle sorte qu’il affleure avec la tronçonneuse.
Visser et serrer fermement l’écrou (1).

6.1.2

Montage du guide-chaîne et de la chaîne (tendeur de chaîne rapide)

Les combinaisons de guide-chaîne et de chaîne qui conviennent pour le pignon respectif et dont le montage est autorisé sont indiquées dans les caractéristiques techniques, 20.1. Arrêter le moteur et enclencher le frein de
chaîne.

1

3

2

0000097418_001

0000097416_001

8
Poser le guide-chaîne avec la chaîne sur la tronçonneuse de telle sorte que les conditions suivantes soient remplies : ­ Les maillons d’entraînement de la chaîne sont en prise sur les dents du pignon (7). ­ Les vis à embase (5) se trouvent dans le trou oblong du guide-chaîne (6). ­ Le tourillon du coulisseau de tension (4) se trouve dans le trou (8) du guide-chaîne (6).
L’orientation du guide-chaîne (6) ne joue aucun rôle. Le texte imprimé sur le guide-chaîne (6) peut aussi se trouver à l’envers.
46

Relever l’ailette (1) de l’écrou à ailette (2). Tourner l’écrou à ailette (2) dans le sens
inverse des aiguilles d’une montre jusqu’à ce qu’il puisse être enlevé du couvercle de pignon (3). Enlever le couvercle de pignon (3).
0458-200-7621-A

6 Assemblage de la tronçonneuse 4

23

français 4
6

0000097420_001

0000099376_001

5

Enlever la rondelle dentée de tension (4). Dévisser la vis (5).
6 5
4
Poser le guide-chaîne (6) sur la rondelle den- tée de tension (4) de telle sorte que les deux tétons de la rondelle dentée de tension (4) se prennent dans les trous du guide-chaîne.
L’orientation du guide-chaîne (6) ne joue aucun rôle. Le texte imprimé sur le guide-chaîne peut aussi se trouver à l’envers. Visser et serrer fermement la vis (5).
4
Poser la chaîne dans la rainure du guidechaîne de telle sorte que, sur la face supéri- eure du guide-chaîne, les flèches estampées sur les maillons intermédiaires de la chaîne soient orientées dans le sens de rotation.
Tourner la rondelle dentée de tension (4) à fond dans le sens des aiguilles d’une montre.

0000-GXX-1201-A0

0000098250_001

Poser le guide-chaîne avec la rondelle dentée de tension et la chaîne sur la tronçonneuse de telle sorte que les conditions suivantes soient remplies : ­ La rondelle dentée de tension (4) est orien- tée en direction de l’utilisateur. ­ Les maillons d’entraînement de la chaîne sont en prise sur les dents du pignon (2). ­ La tête de la vis (3) se trouve dans le trou oblong du guide-chaîne (6).
4
Desserrer le frein de chaîne. Tourner la rondelle dentée de tension (4) dans
le sens inverse des aiguilles d’une montre jus- qu’à ce que la chaîne s’applique contre le guide-chaîne. Amener en même temps les maillons d’entraînement de la chaîne dans la rainure du guide-chaîne. Le guide-chaîne et la chaîne s’appliquent contre la tronçonneuse. Appliquer le couvercle de pignon contre la tronçonneuse de telle sorte qu’il affleure avec la tronçonneuse. Si le couvercle de pignon n’affleure pas avec la tronçonneuse : fair

References

Read User Manual Online (PDF format)

Read User Manual Online (PDF format)  >>

Download This Manual (PDF format)

Download this manual  >>

Related Manuals